ECLI:NL:CRVB:2012:BW7556

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-4870 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toekenning kinderbijslag op basis van verzekeringseisen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 mei 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die sinds november 1990 met zijn gezin in Marokko woont. Appellant ontving voorheen een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), maar deze uitkering werd met ingang van 29 december 2003 ingetrokken. De Sociale verzekeringsbank (Svb) weigerde vervolgens kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW), omdat appellant niet langer verzekerd was. De eerdere uitspraak van de Raad van 24 december 2003 bevestigde deze weigering, en appellant heeft sindsdien verschillende procedures gevoerd om de toekenning van kinderbijslag aan te vechten.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat appellant vanaf zijn vertrek uit Nederland in 1990 niet verplicht verzekerd is gebleven onder de volksverzekeringen, omdat hij geen ingezetene van Nederland was en geen werkzaamheden in loondienst heeft verricht. De Raad heeft ook geconcludeerd dat appellant niet onder de overgangsregeling van artikel 27 van KB 746 valt, omdat hij voor 1 januari 2000 niet verzekerd was op grond van artikel 26 van KB 746. De toekenning van een WAO-uitkering met terugwerkende kracht kan niet leiden tot verzekering onder de volksverzekeringen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam bevestigd en geoordeeld dat de Svb terecht heeft besloten dat appellant geen recht heeft op kinderbijslag, omdat hij niet verzekerd is krachtens de AKW. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

11/4870 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2011, 11/631 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak 25 mei 2012.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2012. Appellant is daarbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.S. van Zanten.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant woont sedert november 1990 met zijn gezin in Marokko. Hij ontving toen een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Deze uitkering is met ingang van 29 december 2003 ingetrokken. De Svb heeft met ingang van het eerste kwartaal van 1991 geweigerd kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) aan appellant toe te kennen, omdat appellant niet langer verzekerd was krachtens de AKW. De door appellant tegen deze weigering aanhangig gemaakte procedures hebben geleid tot de uitspraak van de Raad van 24 december 2003, waarbij de weigering van kinderbijslag in stand is gebleven.
1.2. Bij besluit van 20 augustus 2009 heeft het Uwv met ingang van 29 december 2003 weer een WAO-uitkering aan appellant toegekend berekend naar de mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Appellant heeft vervolgens aan de Svb verzocht kinderbijslag aan hem toe te kennen.
1.3. Bij besluit van 4 januari 2011 (bestreden besluit) heeft de Svb zijn besluit van 11 oktober 2010, waarbij is geweigerd met ingang van het derde kwartaal van 2009 kinderbijslag aan appellant toe te kennen, na bezwaar gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij een WAO-uitkering ontvangt en dat hij recht heeft op kinderbijslag.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Tussen partijen is in geschil of de Svb terecht heeft geweigerd kinderbijslag aan appellant toe te kennen op de grond dat hij niet verzekerd is krachtens de AKW.
4.2. Vastgesteld moet worden dat reeds uit de onder 1.1 vermelde uitspraak van de Raad voortvloeit dat appellant in ieder geval vanaf zijn vertrek uit Nederland in november 1990 niet verplicht verzekerd is gebleven ingevolge de volksverzekeringen, omdat hij toen geen ingezetene van Nederland was en hij geen werkzaamheden in loondienst hier te lande heeft verricht ter zake waarvan hij aan de loonbelasting was onderworpen. Voorts is appellant ook niet op grond van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 van 24 december 1998, Stb. 746 (KB 746), of een van de voorgangers van KB 746, verzekerd geweest of gebleven ingevolge de volksverzekeringen. Op grond van artikel 26 van KB 746 waren buiten Nederland wonende personen die bepaalde Nederlandse uitkeringen ontvingen, voor 1 januari 2000 onder bepaalde omstandigheden verplicht verzekerd ingevolge de volksverzekeringen. Appellant voldeed niet aan deze voorwaarden, omdat zijn WAO-uitkering minder bedroeg dan 35% van het minimumloon. Artikel 26 van KB 746 is met ingang van 1 januari 2000 vervallen. Alleen voor personen die tot aan 1 januari 2000 verzekerd waren op grond van artikel 26 van KB 746 is in artikel 27 van KB 746 een overgangsregeling getroffen inhoudende dat gedurende een bepaalde termijn artikel 26 van KB 746 voor de toepassing van de AKW nog op hen van toepassing blijft, voor zover vóór 1 januari 2000 - en met name in het vierde kwartaal van 1999 - recht bestond op kinderbijslag.
4.3. Nu appellant voor 1 januari 2000 niet verzekerd is geweest op grond van artikel 26 van KB 746 is de overgangsregeling in artikel 27 van KB 746 ook niet op hem van toepassing. Het feit dat inmiddels met terugwerkende kracht met ingang van 29 december 2003 aan appellant weer een WAO-uitkering is toegekend, kan niet leiden tot verzekering ingevolge de volksverzekeringen. De Svb heeft derhalve terecht beslist dat appellant geen recht heeft op kinderbijslag, omdat hij niet verzekerd is krachtens de AKW.
4.4. Uit hetgeen hiervoor onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2012.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) J.R. Baas.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
KR