ECLI:NL:CRVB:2012:BW6676
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen de uitspraak van de Raad van 14 december 2011 inzake griffierecht en bezorging
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 mei 2012 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen de eerdere uitspraak van de Raad van 14 december 2011. Appellant had verzet aangetekend omdat hij stelde dat hij nooit een verzoek tot betaling van het verschuldigde griffierecht had ontvangen. De Raad heeft vastgesteld dat de aangetekende brief van 10 oktober 2011, waarin het verzoek tot betaling was opgenomen, retour was ontvangen met de mededeling 'niet afgehaald'. Deze brief was vervolgens op 4 november 2011 opnieuw per gewone post verzonden naar appellant, met de mededeling dat er met deze nieuwe toezending geen nieuwe termijn zou gaan lopen.
De Raad overweegt dat de gevolgen van het niet afhalen van een poststuk voor rekening van de geadresseerde komen, zolang niet kan worden aangetoond dat er sprake is van een onjuiste of onduidelijke adressering. In dit geval is vastgesteld dat de brief aan het juiste adres was verzonden. De Raad heeft ook opgemerkt dat eerdere correspondentie met betrekking tot het griffierecht niet retour is ontvangen, wat de conclusie ondersteunt dat de brief van 10 oktober 2011 correct is bezorgd.
Op basis van deze overwegingen heeft de Raad geoordeeld dat er geen grond is voor de vaststelling dat de brief onjuist is bezorgd en heeft het verzet ongegrond verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 mei 2012.