ECLI:NL:CRVB:2012:BW6268

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-5491 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellante die een WIA-uitkering heeft aangevraagd na een periode van arbeidsongeschiktheid door medische problemen, waaronder een ernstige burn-out. De Centrale Raad van Beroep heeft op 4 mei 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar WIA-uitkering te weigeren. De rechtbank Utrecht had eerder de beslissing van het Uwv bekrachtigd, waarbij werd gesteld dat de appellante in staat was om passende functies te vervullen, ondanks haar beperkingen. De Raad heeft de medische en arbeidskundige grondslagen van het bestreden besluit beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectieve medische noodzaak was voor het aannemen van een urenbeperking. De Raad heeft de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv onderschreven, waarbij werd vastgesteld dat de appellante niet meer leed aan een ernstige burn-out op de datum in geding, 22 januari 2009. De Raad heeft de argumenten van de appellante, waaronder rapporten van medisch adviseurs, gewogen, maar kwam tot de conclusie dat de belastbaarheid van de appellante correct was vastgesteld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er waren geen termen aanwezig om de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

10/5491 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 25 augustus 2010, 09/2476 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 4 mei 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. P.D. Koren hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2012. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Koren. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A. Put.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante is werkzaam geweest als peuterleidster en als lerares gedurende - in totaal - 26 uur per week. Per 25 januari 2007 heeft zij haar werkzaamheden in verband met een acute blindedarm- en buikvliesontsteking gestaakt. Voorts was sprake van psychische problematiek. Na onderzoek door de verzekeringsarts, die kennis heeft genomen van informatie van psychotherapeut J.H. Kleykamp van 7 oktober 2008 en van psychiater L.A. Schuurs van 17 oktober 2008, en na vastlegging van de beperkingen van appellante in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 26 januari 2009, heeft de arbeidsdeskundige de arbeidsmogelijkheden van appellante onderzocht en haar in staat geacht een aantal passende functies te vervullen op grond waarvan de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op minder dan 35%. Bij besluit van 4 maart 2009 heeft het Uwv geweigerd om aan appellante met ingang van 22 januari 2009 een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
2. In bezwaar is namens appellante aangevoerd dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met haar beperkingen. In dat verband is gewezen op de verklaring van de psychiater, waarin is gesproken over een uitzonderlijk ernstig burn-out beeld, alsmede op de huishoudelijke hulp die appellante in verband met haar allergieklachten ontvangt. Ten aanzien van de aspecten conflicthantering, concentratie en deadlines heeft appellante gesteld dat het Uwv haar hiervoor ten onrechte beperkt heeft geacht. Voorts heeft zij gesteld dat zij ten hoogste 5 uur per dag en 12 uur per week belastbaar is met werk. Nadat de bezwaarverzekeringsarts de beoordeling door de verzekeringsarts heeft onderschreven, heeft de bezwaararbeidsdeskundige de geschiktheid van de passende functies onderzocht en vijf van de acht geselecteerde functies laten vervallen. De mate van arbeidsongeschiktheid is ongewijzigd gebleven. Bij besluit van 29 juli 2009 (bestreden besluit) is het bezwaar ongegrond verklaard.
3. In beroep tegen het bestreden besluit heeft appellante ter onderbouwing van het standpunt, dat onvoldoende rekening is gehouden met haar beperkingen, een medische expertise in geding gebracht van 9 oktober 2009 van de aan Lechner Consult verbonden medisch adviseur drs. H. Donkers. Deze is tot de conclusie gekomen dat het Uwv bij de vaststelling van de beperkingen onvoldoende rekening heeft gehouden met beperkingen als gevolg van de allergie voor huisstofmijt. Hiervoor zou volgens Donkers een beperking op aspect 3.9 in de FML opgenomen moeten worden. Voorts heeft Donkers, mede gezien de psychische problematiek en het dagverhaal van appellante, een urenbeperking geïndiceerd geacht. Bezwaarverzekeringsarts S. Groeneveld heeft op 10 november 2009 hierop gereageerd en voorts een reactie gegeven op de informatie van psychiater L.A. Schuurs en van de huisarts van 1 juli 2009.
4. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank zowel de medische als de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven. Met betrekking tot de door Donkers voorgestane urenbeperking heeft de rechtbank overwogen de noodzaak van een urenbeperking niet uit de beschikbare medische gegevens te kunnen afleiden. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat het door de behandelende sector gegeven advies om terughoudend te zijn met de werkhervatting gebaseerd is op de ervaring van appellante met betrekking tot de hervatting in het eigen werk, waarvoor zij door het Uwv ongeschikt werd beschouwd. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat een urenbeperking aangenomen zou moeten worden voor andere te duiden functies.
5. In hoger beroep heeft appellante een tweede expertiserapport in geding gebracht van de - eveneens aan Lechner Consult verbonden - verzekeringsgeneeskundige A.W.A. Elemans van 13 december 2010. Deze heeft een urenbeperking tot 15,75 uur per week aan de orde geacht en te kennen gegeven dat eveneens een beperking zou moeten worden aangenomen voor werken gedurende de avond, de nacht en in wisselende diensten. De bezwaarverzekeringsarts heeft op 23 februari 2011 op het rapport gereageerd en het ingenomen standpunt gehandhaafd.
6.1. De Raad overweegt als volgt.
6.2. Uit het hoger beroepschrift en het verhandelde ter zitting is de Raad gebleken, dat het hoger beroep zich richt op de medische grondslag van het bestreden besluit en dat er geen specifiek arbeidskundige gronden zijn geformuleerd ook niet ten aanzien van de medische geschiktheid van de uiteindelijk aan de schatting ten grondslag gelegde functies. Appellante stelt zich wel op het standpunt dat, nu in haar visie in de FML van 26 januari 2009 onvoldoende rekening is gehouden met de bestaande beperkingen en de voorgehouden functies hierop zijn gebaseerd, zij niet tot het vervullen van die functies in staat kan worden geacht. Voorts is de Raad ter zitting gebleken dat het standpunt van appellante dat de beperkingen door het Uwv zijn onderschat ziet op de psychische belastbaarheid van appellante. De stelling dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met de allergieklachten is niet langer gehandhaafd.
6.3. Wat betreft de psychische problematiek verschillen partijen er niet over van mening dat sprake is geweest van een ernstig burn-out beeld. Partijen zijn wel verdeeld over de vraag of die situatie zich nog per datum in geding, 22 januari 2009, voordeed, welke vraag volgens appellante bevestigend moet worden beantwoord. Appellante heeft haar standpunt onderbouwd met de rapporten van Donkers en - in hoger beroep - Elemans.
Laatstgenoemde heeft de medische situatie van appellante per datum in geding gekwalificeerd als een ernstige burn-out. Het Uwv heeft geoordeeld dat vóór de datum in geding sprake is geweest van een ernstige burn-out, maar dat deze rond de datum in geding was opgeklaard. Aanwijzing hiervoor heeft het Uwv gezien in de informatie van de behandelende psychotherapeut van 7 oktober 2008 en van de behandelende psychiater Schuurs van 17 oktober 2008 en 1 juli 2009. Daarin is gesproken over een ernstige situatie, maar voorts wordt vermeld dat appellante in oktober 2008 dankzij de medicatie tot rust is gekomen en dat verdere medicatie niet geïndiceerd was. Nadien heeft Schuurs appellante nog slechts laagfrequent gezien. De Raad ziet, gelet op de informatie van Schuurs, geen aanleiding het standpunt van het Uwv dat per 22 januari 2009 geen sprake meer was van een ernstige burn-out beeld voor onjuist te houden.
6.4. Ten aanzien van de urenbeperking onderschrijft de Raad het oordeel van de rechtbank dat Donkers zijn conclusie dat een urenbeperking aangenomen moet worden niet uit de beschikbare gegevens heeft kunnen afleiden. Met betrekking tot de door Elemans gestelde urenbeperking tot 15,75 uur per week heeft de bezwaarverzekeringsarts op 23 februari 2011 opgemerkt dat Elemans zijn conclusie waarschijnlijk heeft gebaseerd op het dagverhaal van appellante. Hij heeft immers gemeld dat appellante tussen haar twee dienstbetrekkingen waarin zij re-integreerde moest rusten om het vol te houden, dat zij na een werkdag vroeg naar bed moest en dat zij de daarop volgende dag nodig had om te recupereren. Nu Elemans de gegevens uit het dagverhaal niet heeft gebruikt voor een nadere analyse met betrekking tot de belastbaarheid van appellante, acht de Raad het oordeel van het Uwv niet onjuist dat van een objectief medische noodzaak voor het aannemen van een urenbeperking geen sprake is.
6.5. De rechtbank is terecht tot de conclusie is gekomen dat de belastbaarheid van appellante juist is vastgesteld dientengevolge is evenzeer haar oordeel juist dat appellante in staat moet worden geacht de haar voorgehouden functies te vervullen.
6.6. Hetgeen onder 6.2 tot en met 6.5 is overwogen leidt tot de slotsom dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en C.W.J. Schoor en E.E.V. Lenos als leden, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2012.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) I.J. Penning.
NW