10/6736 WWB Gerectificeerde uitspraak
10/6737 WWB
[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante), beide wonende te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 5 november 2010, 10/208 (aangevallen uitspraak),
het college van burgemeester en wethouders van Heerlen (college)
Datum uitspraak: 9 mei 2012
Namens appellanten heeft mr. S.V.A.Y. Dassen-Vranken, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Dassen-Vranken. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.F. Dekker.
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 28 oktober 2009, in bezwaar gehandhaafd bij besluit van 8 januari 2010 en voor zover hier van belang, is afgewezen de aanvraag van appellanten om een tegemoetkoming in de kosten van de aanvullende ziektekostenverzekering van € 52,-- per persoon per jaar, overeenkomstig de tegemoetkoming die wordt verstrekt aan personen die een collectieve ziektekostenverzekering bij IZA-CURA hebben afgesloten.
2. Bij de aangevallen uitspraak, voor zover hier van belang, heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 8 januari 2010 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat appellanten zijn verzekerd bij PMA Zorgverzekering en dat geen sprake is van een collectieve verzekering als omschreven in artikel 18 van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Dit betekent dat appellanten aan artikel 10, tweede lid van de Invoeringswet Wet werk en bijstand (IWWB) geen aanspraak kunnen ontlenen op categoriale bijstand.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hierbij hebben zij aangevoerd dat het beleid van het college op zichzelf onredelijk is omdat een ongerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt tussen mensen die wel, en mensen die niet bij IZA-CURA zijn verzekerd. Het college heeft in geval van appellanten geen zorgvuldige belangenafweging gemaakt omdat geen rekening is gehouden met de bijzondere omstandigheden van appellanten, die erin zijn gelegen dat appellanten chronisch ziek zijn en speciale zorg nodig hebben.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De gemeente Heerlen heeft, met gebruikmaking van de bepaling in artikel 18 van de Zvw een collectieve ziektekostenverzekering ten behoeve van haar inwoners afgesloten. Vanaf 1 januari 2007 kunnen inwoners van Heerlen deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering inclusief aanvullend pakket die IZA-CURA aanbiedt. Aan de deelnemer wordt een bijdrage in de premie verstrekt van € 52,-- per persoon per jaar. In aanmerking voor deze verzekering komt de inwoner van Heerlen die minimaal 18 jaar is en een inkomen heeft dat niet meer bedraagt dan 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm.
4.2. Dit beleid is opgenomen in de Beleidsregel bijzondere bijstand. Omdat dit beleid niet voorziet in de verlening van bijzondere bijstand in de vorm van een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering, maar in een tegemoetkoming in de kosten van de premie ervan, kan artikel 35, zesde lid, van de Wet werk en bijstand (WWB), voorheen artikel 10, tweede lid, van de IWWB, niet als wettelijke grondslag van dit beleid worden aangemerkt. Dit beleid dient te worden gekwalificeerd als buitenwettelijk begunstigend beleid. Vergelijk de uitspraak van de Raad van 30 augustus 2011, LJN BR7109.
4.3. De rechtbank heeft dit niet onderkend, zodat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het beroep tegen het besluit van 8 januari 2010 gegrond verklaren en dat besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vernietigen. De Raad zal vervolgens beoordelen of er aanleiding is te bepalen dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen deel van het besluit in stand blijven.
4.4. Buitenwettelijk begunstigend beleid wordt als gegeven aanvaard en de bestuursrechter toetst alleen of het beleid op consistente wijze wordt toegepast.
4.5. Ingevolge het beleid kan alleen aanspraak op een tegemoetkoming van € 52,-- per persoon per jaar worden gemaakt, indien deelgenomen wordt aan de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering van IZA-CURA. De bestuurlijke keuze om alleen deelnemers aan de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering een bijdrage te verstrekken, is een keuze die rechtens gerespecteerd dient te worden. Nu er geen aanknopingspunten zijn dat het college het beleid niet op consistente wijze toepast en appellanten ten tijde van belang geen deelnemer waren aan de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering IZA-CURA, is de aanvraag van appellanten terecht afgewezen. Vergelijk de uitspraak van de Raad genoemd in 4.2. Dit betekent dat er aanleiding is de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het besluit in stand te laten.
5. Er bestaat aanleiding het college te veroordelen in de proceskosten van appellanten. Deze kosten worden begroot op € 874,-- in beroep en op € 874,-- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand en € 42,80 voor de reiskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
- vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 8 januari 2010, voor zover daarbij de aanvraag om een tegemoetkoming in de kosten van de aanvullende ziektekostenverzekering is afgewezen;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het besluit van 8 januari 2010 in stand blijven;
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 1.790,80, waarvan een bedrag van € 42,80 te betalen aan appellanten en een bedrag van € 1.748,-- te betalen aan de griffier van de Raad;
- bepaalt dat het college aan appellanten het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 152,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2012.