ECLI:NL:CRVB:2012:BV9792

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/48 AW + 11/53 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.J. van Vulpen-Grootjans
  • H.A.A.G. Vermeulen
  • G.F. Walgemoed
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling functiewaardering ambtenaren door de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van twee appellanten, werkzaam als ambtenaren in een functie die was gewaardeerd op basis van de Regeling functiewaardering. De rechtbank Roermond had eerder de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard. De appellanten stelden dat de functiewaardering onjuist was en dat de score voor de hoofdgroepindeling niet klopte. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de juiste toetsingsmaatstaf heeft gehanteerd en deze correct heeft toegepast. De Raad concludeert dat de functiewaarderingsbesluiten terecht zijn gebaseerd op de functiebeschrijving, die in eerdere procedures in stand was gebleven, met een kleine wijziging in de omschrijving van de taak 'Overige werkzaamheden'. De appellanten hebben geen overtuigende argumenten gepresenteerd die de waardering van hun functie in twijfel trekken. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de verzoeken van de appellanten af. Er is geen aanleiding voor proceskostenvergoeding, aangezien de Raad geen aanleiding ziet om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

11/48 AW
11/53 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op de hoger beroepen van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], en [appellant], wonende te [woonplaats], (appellanten)
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 24 november 2010, 09/1838 en 09/1837 (aangevallen uitspraak),
in de gedingen tussen:
appellanten
en
het College van burgemeester en wethouders van Roermond (college)
Datum uitspraak: 22 maart 2012
I. PROCESVERLOOP
Appellanten hebben hoger beroep ingesteld.
Het college heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2012. Appellanten zijn verschenen, bijgestaan door
mr. E.H.J. van Gerven, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. V.L.S. van Cruijningen, advocaat, en drs. J.W.M. Koppers, P.C.M.E. Bellemakers en M.J.M. van Blerk.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellanten zijn als ambtenaar werkzaam in de functie van [naam functie] in [plaatsnaam]. Op basis van de beschrijving van deze functie is met toepassing van de Regeling functiewaardering (Regeling) de functie van appellanten gewaardeerd. De functie is ingedeeld in hoofdgroep II en voor de zogenoemde secundaire factoren functionele vorming, handelingsvrijheid, keuzemogelijkheden, contact en leidinggeven zijn onderscheidenlijk 4, 3, 2, 3 en 0 punten toegekend, resulterend in de totaalscore II-12, waaraan salarisschaal 6 is verbonden.
Na bezwaar is deze waarderingsuitkomst gehandhaafd bij besluiten van 2 november 2009 (bestreden besluiten).
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van de standpunten van partijen in hoger beroep komt de Raad tot de volgende beoordeling.
3.1. Het gaat in deze gedingen om (na bezwaar gehandhaafde) functiewaarderingsbesluiten. Die besluiten hebben betrekking op de door appellanten beklede functie, waarvan de beschrijving voorwerp is geweest van hoger beroepen bij de Raad, die voorafgaand aan deze zaken zijn behandeld op de zitting van 9 februari 2012 en die hebben geleid tot de uitspraak van 15 maart 2012. Die functiebeschrijving is bij die uitspraak in rechte in stand gebleven, behoudens voor zover daarbij onder de taak ‘Overige werkzaamheden’ als activiteit is vermeld: Fungeren als praktijkbegeleider. Dit onderdeel van de beschrijving is gewijzigd in: Fungeren als praktijkopleider. Over de in dat verband te verrichten werkzaamheden bestaat tussen partijen geen geschil, terwijl de verbetering geen wijziging brengt in de in aanmerking te nemen aard en zwaarte van de functie. Dit leidt tot de conclusie dat de thans in geding zijnde functiewaarderingsbesluiten terecht hun basis vinden in de evenbedoelde functiebeschrijving, zij het met inachtneming van de verbetering van de beschrijving van evenvermeld onderdeel.
3.2. De rechtbank heeft in lijn met de vaste rechtspraak de juiste, terughoudende toetsingsmaatstaf gehanteerd. Zij heeft die maatstaf vervolgens, blijkens de uitvoerige motivering, juist toegepast.
3.3. De in hoger beroep daartegen aangevoerde gronden treffen geen doel.
3.3.1. Appellanten hebben geen steekhoudende argumenten naar voren gebracht ter onderbouwing van hun stelling dat de score voor de hoofdgroepindeling gekunsteld en onhoudbaar is. Het standpunt van het college dat het denk- en werkniveau om de functie van appellanten op normaal goede wijze te vervullen, (net) niet reikt aan hoofdgroep III, is in overeenstemming met de omschrijving van die hoofdgroep. Niet aannemelijk is gemaakt dat de bekwaamheid om de functie uit te oefenen in het algemeen slechts denkbaar is op basis van een afgeronde middelbare vaktechnische scholing, waarmee kennelijk MBO niveau 4 wordt bedoeld.
3.3.2. Niet valt in te zien waarom de regelgever niet de keuze heeft mogen maken om slechts punten toe te kennen voor leidinggeven als het gaat om hiërarchisch leidinggeven. Dat appellanten hierdoor zouden worden benadeeld, kan, wat daarvan ook zij, niet leiden tot de vergaande conclusie dat de Regeling buiten toepassing gelaten zou moeten worden.
3.3.3. De score van drie punten voor de factor contact is niet onhoudbaar. In de functie kan sprake zijn van een duidelijke belangentegenstelling waarbij de functionaris de medewerking van burgers moet verkrijgen. Dat daarvoor ook wel voorafgaand overtuigen en onderhandelen vereist kan zijn, dwingt niet tot de conclusie dat het niet toekennen van de maximale score van vier punten onhoudbaar moet worden geacht. Het is niet onaannemelijk en onhoudbaar dat die maximale score slechts bij topfuncties, zoals de gemeentesecretaris, wordt toegekend.
3.3.4. Appellanten hebben de Raad er niet van kunnen overtuigen dat de taak van centralist die ondergebracht is in de functie van appellanten, gewaardeerd moet worden op schaal 7. De stukken die appellanten daartoe nog hebben ingezonden, bieden geen ondersteuning voor het standpunt van appellanten. Dat zou zelfs niet het geval geweest zijn als de functie van centralist als een op zichzelf staande functie in vroegere jaren wel op dat hogere niveau ingedeeld zou zijn geweest. Aan een dergelijke indeling kunnen namelijk geen rechten worden ontleend bij een later nieuw waarderingsbesluit dat geen verband houdt met de vroegere besluitvorming.
3.3.5. Het beroep van appellanten op de hardheidsbepaling in de Regeling kan geen doel treffen reeds omdat dit beroep pas is gedaan ter zitting van de Raad.
3.4. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. Er is geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en H.A.A.G. Vermeulen en G.F. Walgemoed als leden, in tegenwoordigheid van M.C. Nijholt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2012.
(get.) N.J. van Vulpen-Grootjans.
(get.) M.C. Nijholt.
HD