ECLI:NL:CRVB:2012:BV9779

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-6589 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering van toestemming voor werkzaamheden bij een consortium door de Minister van Binnenlandse Zaken

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep van appellant, die in beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De rechtbank had op 26 september 2011 geoordeeld dat de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, waarin toestemming werd geweigerd voor appellant om werkzaam te zijn bij een consortium, geen besluit was in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Centrale Raad bevestigde dit oordeel en stelde vast dat er geen publiekrechtelijke grondslag bestond voor de beslissing van de minister om de toestemming te weigeren. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de brief van 8 september 2010 niet als een besluit kon worden aangemerkt, waardoor het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk was verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de beslissing werd in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

11/6589 AW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
P R O C E S – V E R B A A L
van de mondelinge uitspraak op 12 maart 2012
Zitting heeft: mr. M.C. Bruning
Griffier: mr. P.J.M. Crombach
Uitspraak op het hoger beroep van [appellant], wonende te [woonplaats], (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 26 september 2011, 11/5693 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellant
en
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voorheen de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie (minister),
Ter zitting zijn verschenen:
- appellant, bijgestaan door mr. J. de Waard, werkzaam als rechtsbijstandsverlener;
- mr. H.A. Westra, advocaat, en mr. E.D. Herweijnen, namens de minister.
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
De rechtbank heeft geoordeeld dat de brief van de minister van 8 september 2010, waarbij is geweigerd toestemming te verlenen om appellant werkzaam te laten zijn bij het consortium [naam consotium], niet is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond hiervan heeft de minister het bezwaar van appellant tegen die brief, volgens de rechtbank, op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard.
Ter zitting van de Raad is evenmin gebleken dat er een publiekrechtelijke grondslag bestaat voor de beslissing van de minister om het consortium bedoelde toestemming te weigeren. Daarmee staat vast dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de brief van 8 september 2010 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb en dat de aangevallen uitspraak bevestigd moet worden.
Waarvan proces-verbaal
de griffier
de voorzitter
getekend
getekend
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep
HD