ECLI:NL:CRVB:2012:BV9779
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van toestemming voor werkzaamheden bij een consortium door de Minister van Binnenlandse Zaken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep van appellant, die in beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De rechtbank had op 26 september 2011 geoordeeld dat de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, waarin toestemming werd geweigerd voor appellant om werkzaam te zijn bij een consortium, geen besluit was in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Centrale Raad bevestigde dit oordeel en stelde vast dat er geen publiekrechtelijke grondslag bestond voor de beslissing van de minister om de toestemming te weigeren. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de brief van 8 september 2010 niet als een besluit kon worden aangemerkt, waardoor het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk was verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de beslissing werd in het openbaar uitgesproken.