ECLI:NL:CRVB:2012:BV8972

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-2047 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaard hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2012 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 5 augustus 2011, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. Appellant, wonende in Marokko, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 maart 2011. De Raad had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het griffierecht niet tijdig was betaald, aangezien het bedrag niet binnen de gestelde termijn van vier weken was bijgeschreven. Appellant voerde in zijn verzetschrift aan dat hij het griffierecht wel had betaald, maar de Raad oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die rechtvaardigden dat appellant niet in verzuim was. Het griffierecht was pas op 23 juni 2011 ontvangen, wat buiten de gestelde termijn viel. De Raad verklaarde het verzet ongegrond en besloot dat het te laat betaalde griffierecht van € 112,- aan appellant zou worden terugbetaald. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

11/2047 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (Marokko), (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 maart 2011, 10/4055 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 27 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 5 augustus 2011 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 5 augustus 2011 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 16 januari 2012, waar partijen - het Uwv met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 5 augustus 2011 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 9 mei 2011 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Het griffierecht is door de Raad op 23 juni 2011, en daarmee buiten de gestelde termijn, ontvangen.
In het verzetschrift heeft appellant slechts aangevoerd dat hij het griffierecht wel heeft betaald. Aan de orde is echter of er feiten en omstandigheden zijn die moeten leiden tot het oordeel dat appellant redelijkerwijs niet kan worden verweten dat het griffierecht te laat is betaald. Dat is niet het geval.
Dit betekent dat het verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht (€ 112,-) zal door de griffier van de Raad aan appellant worden terugbetaald.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2012.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
EK