ECLI:NL:CRVB:2012:BV8902

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-2939 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van het verzet in sociale zekerheidsrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2012 uitspraak gedaan in het kader van een verzet tegen een eerdere uitspraak. Appellant, wonende in Marokko, had verzet aangetekend tegen de uitspraak van de Raad van 5 augustus 2011, waarin zijn hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had op 14 april 2011 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 10/1725.

De Raad heeft vastgesteld dat appellant binnen de gestelde termijn van vier weken, zoals aangegeven in een aangetekende brief van 10 oktober 2011, geen gronden van verzet heeft ingediend. Ook na het verstrijken van deze termijn zijn er geen gronden ingediend. De Raad heeft geen feiten of omstandigheden kunnen vaststellen die erop wijzen dat het niet indienen van de gronden appellant niet kan worden verweten.

Hierdoor heeft de Raad besloten het verzet niet-ontvankelijk te verklaren. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 februari 2012.

Uitspraak

11/2939 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (Marokko), (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 april 2011, 10/1725 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 27 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 5 augustus 2011 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 5 augustus 2011 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 16 januari 2012, waar partijen - het Uwv met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad ziet zich allereerst, ambtshalve, gesteld voor de vraag naar de ontvankelijkheid van het verzet.
De Raad stelt in dat verband vast dat appellant binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 10 oktober 2011 gestelde termijn van vier weken geen gronden van het verzet heeft ingediend. Ook na het verstrijken van die termijn zijn geen gronden ingediend.
Van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat dit niet aan appellant kan worden verweten, is niet is gebleken.
Dit betekent dat het verzet niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2012.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
IvR