ECLI:NL:CRVB:2012:BV8526
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2012 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 1 juli 2011, waarin haar hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De reden voor deze niet-ontvankelijkheid was dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken was betaald. Appellante, die in Marokko woont, heeft aangevoerd dat zij het griffierecht contant heeft betaald en heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder een verzendbewijs van een brief waarin zij dit zou hebben aangegeven.
De Raad heeft echter vastgesteld dat er geen bewijs is ontvangen van de betaling van het griffierecht en dat in de financiële administratie van de Raad geen betaling van appellante is aangetroffen. De verzendbewijzen die appellante heeft overgelegd, betroffen brieven die zij in juni 2011 aan de rechtbank Amsterdam heeft gestuurd, en niet de betaling van het griffierecht. De Raad concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat appellante niet in verzuim is geweest met betrekking tot de betaling van het griffierecht.
Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter T.G.M. Simons en griffier D.W.M. Kaldenhoven.