ECLI:NL:CRVB:2012:BV8526

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-1494 ANW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2012 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 1 juli 2011, waarin haar hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De reden voor deze niet-ontvankelijkheid was dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken was betaald. Appellante, die in Marokko woont, heeft aangevoerd dat zij het griffierecht contant heeft betaald en heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder een verzendbewijs van een brief waarin zij dit zou hebben aangegeven.

De Raad heeft echter vastgesteld dat er geen bewijs is ontvangen van de betaling van het griffierecht en dat in de financiële administratie van de Raad geen betaling van appellante is aangetroffen. De verzendbewijzen die appellante heeft overgelegd, betroffen brieven die zij in juni 2011 aan de rechtbank Amsterdam heeft gestuurd, en niet de betaling van het griffierecht. De Raad concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat appellante niet in verzuim is geweest met betrekking tot de betaling van het griffierecht.

Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter T.G.M. Simons en griffier D.W.M. Kaldenhoven.

Uitspraak

11/1494 ANW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (Marokko), (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2011, 10/2515 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb)
Datum uitspraak: 27 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 1 juli 2011 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 1 juli 2011 heeft appellante verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 16 januari 2012, waar partijen - de Svb met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 1 juli 2011 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 14 april 2011 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
Bij brief van 29 april 2011, bij de Raad ontvangen op 10 mei 2011, heeft appellante aangegeven dat zij het griffierecht bij brief van 5 april 2011 contant heeft betaald. Appellante heeft een kopie meegezonden van de brief van 5 april 2011 en een kopie van een verzendbewijs waaruit de aangetekende verzending van de brief zou moeten worden afgeleid.
Vaststaat dat bij de Raad geen van appellante afkomstige brief van 5 april 2011 is ontvangen. In de financiële administratie van de Raad is ook overigens geen door of namens appellante gedane betaling aangetroffen.
In het verzetschrift heeft appellante - wederom - aangevoerd dat zij het griffierecht wel heeft betaald. Appellante heeft een aantal verzendbewijzen meegezonden.
De Raad stelt vast dat de verzendbewijzen die appellante bij het verzetschrift heeft overgelegd betrekking hebben op een aantal brieven die appellante in juni 2011 aan de rechtbank Amsterdam heeft gezonden.
Nu ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat appellante niet in verzuim is geweest, moet het verzet ongegrond worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2012.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
TM
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Déclare le recours non fondé.
Par conséquent, décidée par T.G.M. Simons, en présence de D.W.M. Kaldenhoven en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, 27 février 2012.