ECLI:NL:CRVB:2012:BV8524
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van het indienen van een hogerberoepschrift in sociale zekerheidszaken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2012 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 1 juli 2011. De zaak betreft de tijdigheid van het indienen van een hogerberoepschrift in een sociale zekerheidskwestie. Appellante had een hogerberoepschrift ingediend tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 februari 2011, maar het hogerberoepschrift was niet tijdig ingediend. De laatste dag waarop het hogerberoepschrift kon worden ingediend was 25 maart 2011, terwijl het hogerberoepschrift gedateerd was op 17 maart 2011 en het poststempel op de enveloppe 1 april 2011 aangaf. Het hogerberoepschrift werd pas op 7 april 2011 door de Raad ontvangen.
De Raad heeft in zijn eerdere uitspraak geoordeeld dat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend en dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat het hogerberoepschrift op een eerdere datum ter post is bezorgd. De enkele verklaring van appellante dat zij het hogerberoepschrift binnen de termijn ter post heeft bezorgd, werd niet als voldoende bewijs beschouwd. Tijdens de zitting van 16 januari 2012 waren partijen niet verschenen, en de Raad heeft het verzet ongegrond verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien om appellante te veroordelen in de proceskosten van het verzet.
De uitspraak benadrukt het belang van de tijdige indiening van processtukken en de rol van het poststempel als bewijs voor de datum van verzending. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter T.G.M. Simons en griffier D.W.M. Kaldenhoven.