ECLI:NL:CRVB:2012:BV8518
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2012 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 29 juli 2011. Appellant had verzet aangetekend omdat hij meende dat het griffierecht tijdig was betaald. De Raad had echter vastgesteld dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn was bijgeschreven op de rekening van de Raad of ter griffie was gestort. Appellant heeft zijn stelling dat hij het griffierecht wel binnen de gestelde termijn heeft betaald niet met bewijsstukken onderbouwd. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat voor het instellen van hoger beroep afzonderlijk griffierecht moet worden betaald, en dat de financiële administratie van de Raad geen betaling van appellant heeft aangetroffen.
Tijdens de zitting op 16 januari 2012 zijn partijen niet verschenen, en het Uwv had voorafgaand aan de zitting een bericht gestuurd. De Raad heeft geconcludeerd dat appellant niet in verzuim is geweest, maar dat er geen bewijs was voor de betaling van het griffierecht. De uitspraak van de Raad van 29 juli 2011 is derhalve gehandhaafd, en het verzet is ongegrond verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.
De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 februari 2012.