ECLI:NL:CRVB:2012:BV8514

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-2398 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2012 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 29 juli 2011. Appellant had verzet aangetekend omdat hij meende dat het griffierecht voor zijn hoger beroep wel degelijk was betaald. De Raad had echter vastgesteld dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn was bijgeschreven op de rekening van de Raad of ter griffie was gestort. Tijdens de zitting op 16 januari 2012 zijn partijen niet verschenen, en het Uwv had voorafgaand aan de zitting bericht gestuurd. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat er in de financiële administratie geen bewijs van betaling door of namens appellant is aangetroffen. Appellant heeft zijn stelling dat het griffierecht wel is betaald niet met bewijsstukken onderbouwd, wat leidde tot de conclusie dat het verzet ongegrond is verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien om appellant te veroordelen in de proceskosten van het verzet. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter T.G.M. Simons en griffier D.W.M. Kaldenhoven.

Uitspraak

11/2398 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (Marokko), (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2011, 10/1643 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 27 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van
29 juli 2011 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 29 juli 2011 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 16 januari 2012, waar partijen - het Uwv met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 29 juli 2011 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 6 juni 2011 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In de financiële administratie van de Raad is geen door of namens appellant gedane betaling aangetroffen.
In het verzetschrift heeft appellant aangevoerd dat het griffierecht wel is betaald. Appellant heeft dit echter niet met bewijsstukken onderbouwd.
Dit betekent dat het verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2012.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
IvR