ECLI:NL:CRVB:2012:BV8482

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-3635 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over niet-betaling griffierecht in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2012 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 16 september 2011. Appellant, wonende in Marokko, had verzet aangetekend tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep door de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 25 mei 2011 uitspraak gedaan in een zaak met nummer 10/3956. De Raad oordeelde dat het griffierecht, dat appellant verschuldigd was, niet tijdig was betaald. Appellant had geen verklaring gegeven voor de niet-betaling en had enkel aangegeven dat hij in de toekomst wel tijdig zou betalen. De Raad stelde vast dat het wettelijke stelsel geen ruimte biedt voor het verlenen van een nieuwe termijn voor de betaling van het griffierecht. De Raad heeft geen aanleiding gezien om appellant in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak van de Raad van 16 september 2011 werd bevestigd, en het verzet werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

11/3635 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (Marokko), (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 mei 2011, 10/3956 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 27 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van
16 september 2011 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 16 september 2011 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 16 januari 2012, waar partijen - het Uwv met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 16 september 2011 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 28 juli 2011 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het griffierecht niet is betaald.
In het verzetschrift heeft appellant geen verklaring gegeven voor het feit dat hij het griffierecht niet heeft betaald. Wel heeft hij aangegeven dat hij het griffierecht de volgende keer, als hem een nieuwe termijn wordt gegund, wel binnen de wettelijke termijn zal betalen.
Nu niet is gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat de uitspraak van de Raad van
16 september 2011 onjuist is, moet het verzet ongegrond worden verklaard.
Het wettelijke stelsel biedt geen ruimte om appellant een nieuwe termijn voor de betaling van het griffierecht te gunnen.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2012.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
JL