ECLI:NL:CRVB:2012:BV8333
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van de premie voor de vrijwillige verzekering AOW en Anw over 2007
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 maart 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die in beroep ging tegen een beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de premie voor de vrijwillige verzekering AOW en Anw over het jaar 2007. Appellante, die sinds 1989 vrijwillig verzekerd is voor de AOW en Anw, had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van de premie op het maximale bedrag van € 4.796,00. De Svb had in een eerder besluit van 3 juni 2009 deze premie vastgesteld, en het bezwaar van appellante was ongegrond verklaard in een besluit van 2 september 2009.
Appellante stelde dat de premie voor 2007, net als in eerdere jaren, op de minimale hoogte vastgesteld moest worden. Ze voerde aan dat ze niet kon reageren op de verzoeken van de Svb omdat ze de benodigde documenten niet in haar bezit had. De Raad overwoog echter dat appellante niet had gereageerd op de verzoeken van de Svb om het inkomstenopgaveformulier in te vullen en te retourneren. De Raad kon appellante niet volgen in haar betoog dat haar boekhouder, die door persoonlijke omstandigheden niet tijdig kon reageren, verantwoordelijk was voor haar situatie. De Raad oordeelde dat het handelen van de boekhouder niet voor rekening van de Svb kon komen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die had geoordeeld dat de premie terecht op het maximum was vastgesteld. De rechtbank had overwogen dat appellante pas in de beroepsfase, op 26 maart 2010, inkomensgegevens had overgelegd, die buiten beschouwing moesten blijven omdat deze gegevens in de bestuurlijke fase verstrekt hadden moeten worden. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om de jurisprudentie te wijzigen en dat de Svb niet op basis van eerdere inkomensgegevens kon aannemen dat appellante over 2007 geen significant inkomen had. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.