ECLI:NL:CRVB:2012:BV8194

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-2912 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2012 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 12 augustus 2011, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. Appellant, wonende in Marokko, had verzet aangetekend omdat hij stelde dat hij door ziekte niet in staat was geweest het griffierecht tijdig te voldoen. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht pas op 23 augustus 2011, dus na de gestelde termijn, was betaald. Appellant had in zijn verzetschrift aangegeven dat hij wegens ziekte het griffierecht te laat had betaald en had daarbij enkele medische stukken overgelegd. Echter, de Raad kon niet vaststellen dat appellant daadwerkelijk niet in staat was om tijdig te betalen of om binnen de gestelde termijn contact op te nemen met de Raad.

De Raad heeft de overgelegde stukken beoordeeld en geconcludeerd dat er geen bewijs was dat appellant in verzuim was geweest. De Raad oordeelde dat de omstandigheden niet voldoende waren om aan te nemen dat appellant niet in staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard. Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht, € 112,-, zal door de griffier aan appellant worden terugbetaald. De Raad zag geen aanleiding om appellant te veroordelen in de proceskosten van het verzet.

De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter T.G.M. Simons en griffier D.W.M. Kaldenhoven.

Uitspraak

11/2912 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (Marokko), (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 april 2011, 10/2795 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 27 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 12 augustus 2011 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 12 augustus 2011 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 16 januari 2012, waar partijen - het Uwv met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 12 augustus 2011 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 20 juni 2011 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het griffierecht op 23 augustus 2011, en daarmee buiten de gestelde termijn, is betaald.
In het verzetschrift heeft appellant verklaard dat hij wegens ziekte het verschuldigde griffierecht te laat heeft betaald. Appellant heeft daarbij verwezen naar een aantal stukken, die de Raad echter niet bij het verzetschrift heeft aangetroffen. Bij brief van 9 september 2011 heeft de Raad appellant in de gelegenheid gesteld deze stukken alsnog toe te sturen. Op 4 oktober 2011 heeft de Raad van appellant, zonder begeleidend schrijven, twee recepten van een ziekenhuis ontvangen. De recepten zijn gedateerd 7 februari 2011 en 24 september 2011.
De Raad is van oordeel dat uit de overgelegde stukken niet kan worden afgeleid dat appellant niet in staat is geweest het griffierecht tijdig te voldoen en ook niet dat hij niet in staat is geweest zich binnen de gestelde termijn tot de Raad te wenden. Nu ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat appellant niet in verzuim is geweest, moet het verzet ongegrond worden verklaard.
Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht (€ 112,-) zal door de griffier van de Raad aan appellant worden terugbetaald.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2012.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
TM