ECLI:NL:CRVB:2012:BV8191

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-2504 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in verzet was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 5 augustus 2011. De Raad had het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellant, wonende in Marokko, stelde dat het griffierecht wel was betaald, maar heeft dit niet met bewijsstukken kunnen onderbouwen. Tijdens de zitting op 16 januari 2012 zijn partijen niet verschenen, met uitzondering van het Uwv, dat voorafgaand aan de zitting had afgemeld.

De Raad overwoog dat er in de financiële administratie geen betaling door of namens appellant bekend was. De stelling van appellant dat het griffierecht was betaald, werd niet ondersteund door bewijs, waardoor de Raad concludeerde dat het verzet ongegrond was. De Raad zag geen aanleiding om appellant te veroordelen in de proceskosten van het verzet. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is gedateerd op 27 februari 2012.

Uitspraak

11/2504 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (Marokko), (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 maart 2011, 10/1600 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 27 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 5 augustus 2011 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 5 augustus 2011 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 16 januari 2012, waar partijen - het Uwv met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 5 augustus 2011 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 10 juni 2011 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In de financiële administratie van de Raad is geen betaling door of namens appellant bekend.
In het verzetschrift heeft appellant aangevoerd dat het griffierecht wel is betaald. Appellant heeft dit echter niet met bewijsstukken onderbouwd.
Dit betekent dat het verzet ongegrond moet worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2012.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
TM