ECLI:NL:CRVB:2012:BV8191
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in verzet was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 5 augustus 2011. De Raad had het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellant, wonende in Marokko, stelde dat het griffierecht wel was betaald, maar heeft dit niet met bewijsstukken kunnen onderbouwen. Tijdens de zitting op 16 januari 2012 zijn partijen niet verschenen, met uitzondering van het Uwv, dat voorafgaand aan de zitting had afgemeld.
De Raad overwoog dat er in de financiële administratie geen betaling door of namens appellant bekend was. De stelling van appellant dat het griffierecht was betaald, werd niet ondersteund door bewijs, waardoor de Raad concludeerde dat het verzet ongegrond was. De Raad zag geen aanleiding om appellant te veroordelen in de proceskosten van het verzet. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is gedateerd op 27 februari 2012.