ECLI:NL:CRVB:2012:BV7775
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. De intrekking vond plaats met ingang van 5 februari 2011, omdat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat zij werkzaamheden verrichtte in een café. De te beoordelen periode voor de intrekking liep van 5 februari 2011 tot en met 23 februari 2011. De rechtbank Utrecht had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het college aannemelijk had gemaakt dat appellante in de beoordelingsperiode werkzaamheden had verricht in het café, waar zij regelmatig achter de bar stond. Ondanks dat appellante stelde dat zij deze werkzaamheden niet hoefde te melden omdat zij er niet voor betaald werd, oordeelde de Raad dat het ging om op geld waardeerbare werkzaamheden die relevant waren voor de vaststelling van haar recht op bijstand. De Raad benadrukte dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat deze werkzaamheden invloed konden hebben op haar recht op bijstand.
Bovendien had appellante geen duidelijkheid gegeven over de omvang van haar werkzaamheden en was zij niet verschenen op de hoorzitting van het college, noch ter zitting in beroep en hoger beroep. De Raad concludeerde dat het recht op bijstand in de beoordelingsperiode niet kon worden vastgesteld, waardoor het hoger beroep van appellante niet slaagde. De Raad wees ook een veroordeling in de proceskosten af, omdat daar geen aanleiding voor was.