ECLI:NL:CRVB:2012:BV7592

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2032 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding door het Uwv na laattijdig handelen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 maart 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante had een verzoek om schadevergoeding ingediend, dat was afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De afwijzing was gebaseerd op het besluit van 12 juni 2007, waarbij de WAO-uitkering van appellante was herzien. Appellante had eerder bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar op 3 september 2007 ingetrokken, waardoor het besluit in rechte onaantastbaar werd. De rechtbank had het beroep van appellante tegen de afwijzing van het schadeverzoek ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.

De Centrale Raad overwoog dat de vermeende schade voortkwam uit het laattijdig handelen van het Uwv, maar dat dit niet kon leiden tot een schadevergoeding, omdat het herzieningsbesluit van 12 juni 2007 rechtmatig was. De Raad bevestigde dat er geen onrechtmatig besluit was en dat het Uwv het verzoek om schadevergoeding terecht had afgewezen. De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat de Raad hiervoor geen aanleiding zag. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

10/2032 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 februari 2010, 09/1657 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 2 maart 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. K.M. van Wijngaarden, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2012.
Appellante heeft zich laten bijstaan door mr. Van Wijngaarden. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M.K. Dekker.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de feiten die de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft vermeld. De Raad volstaat hier met het volgende.
2.1. Bij besluit van 23 september 2008 heeft het Uwv appellantes verzoek om schadevergoeding afgewezen.
2.2. Bij besluit van 9 april 2009 (bestreden besluit) heeft het Uwv zijn besluit van 23 september 2008 gehandhaafd.
3. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv appellantes schadeverzoek terecht heeft afgewezen.
4. Appellante heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het tardief handelen van het Uwv heeft geleid tot schade. Daartoe heeft appellante verschillende schadeposten opgevoerd.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1. De Raad stelt vast dat de vermeende schade, die is voortgekomen uit het laattijdig handelen van het Uwv, is ontstaan in het kader van het besluit van 12 juni 2007, waarbij het Uwv de WAO-uitkering van appellante over verschillende periodes gelegen tussen 1 mei 2006 en 5 maart 2007 heeft herzien in verband met inkomsten uit arbeid.
5.2. Bij brief van 3 september 2007 heeft appellante het bezwaar tegen het besluit van 12 juni 2007 ingetrokken. Hiermee is het herzieningsbesluit in rechte onaantastbaar geworden. Dit betekent dat van de rechtmatigheid van dat besluit dient te worden uitgegaan. Nu er geen sprake is van een onrechtmatig besluit, heeft het Uwv appellantes verzoek om schadevergoeding terecht afgewezen.
5.3. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en T.L. de Vries en D.J. van der Vos als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2012.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) J.R. Baas.
EK