ECLI:NL:CRVB:2012:BV6607

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-2598 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T. Hoogenboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van het Uwv om terug te komen van een eerder besluit inzake arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 februari 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in Marokko woont, tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2011. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een terugkeer van het Uwv op een eerder besluit rechtvaardigden. Appellant had in 1989 een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet ontvangen, maar deze was met ingang van 1 oktober 1989 ingetrokken. In 2009 verzocht appellant het Uwv om terug te komen van dit besluit, maar het Uwv weigerde dit, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die dit rechtvaardigden.

Tijdens de zitting op 11 januari 2012 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door A. Anandbahadoer. De Raad overwoog dat appellant in zijn verzoek om terug te komen van het eerdere besluit enkel had aangegeven dat hij nog steeds ongeschikt was om arbeid te verrichten. De Raad oordeelde dat deze mededeling onvoldoende was om te spreken van nieuwe feiten of omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv bevoegd was om het verzoek van appellant af te wijzen zonder nader onderzoek.

De Raad concludeerde dat het Uwv in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik had kunnen maken en dat er geen strijd was met rechtsregels of beginselen. De uitspraak werd gedaan door T. Hoogenboom, in tegenwoordigheid van griffier Z. Karekezi, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

11/2598 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te Marokko (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2011, 10/1504 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 22 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2012. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Aan de aangevallen uitspraak en de overige gedingstukken ontleent de Raad de volgende voor zijn oordeelsvorming in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2. Bij besluit van 11 oktober 1989 heeft het Uwv appellant met ingang van 26 september 1988 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en/of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering. Bij hetzelfde besluit is deze uitkering met ingang van 1 oktober 1989 ingetrokken. Dit besluit is in rechte onaantastbaar geworden. Het hier aan de orde zijnde verzoek van appellant van 27 april 2009 strekt ertoe dat het Uwv van dit besluit terugkomt.
1.3. Het Uwv heeft bij besluit van 11 november 2009 beslist niet terug te komen van dit besluit van 11 oktober 1989 omdat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die ertoe leiden dat de genomen beslissing onjuist is. Bij besluit van
25 februari 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv het besluit van 11 november 2009 gehandhaafd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard onder de overweging dat hetgeen door appellant is aangevoerd geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) betreffen.
3. Appellant heeft in hoger beroep zijn verzoek aan het Uwv om terug te komen van het eerdere besluit herhaald en daarbij te kennen gegeven dat hij nog steeds ongeschikt is om arbeid te verrichten en daarom opgeroepen wil worden voor een medisch onderzoek.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Overeenkomstig hetgeen voor herhaalde aanvragen is bepaald in artikel 4:6 van de Awb, mag van degene die een bestuursorgaan verzoekt van een eerder ambtshalve genomen besluit terug te komen worden verlangd dat bij dit verzoek nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld die zulk een terugkomen kunnen rechtvaardigen. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan het verzoek zonder nader onderzoek afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere besluit.
4.3. De Raad ziet met de rechtbank in hetgeen appellant bij het verzoek heeft aangevoerd, namelijk dat hij nog steeds invalide is en onder medische behandeling staat, geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in vorenbedoelde zin. De enkele mededeling van appellant dat hij nog altijd ongeschikt is om arbeid te verrichten acht de Raad in het licht van het vorenstaande onvoldoende.
4.4. Het Uwv was dan ook bevoegd om met overeenkomstige toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb het verzoek af te wijzen en voor de motivering van die beslissing te volstaan met te verwijzen naar het besluit van 11 oktober 1989. Naar het oordeel van de Raad kan niet worden gezegd dat het Uwv niet in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of met een algemeen rechtsbeginsel.
4.5. Hetgeen onder 4.2 tot en met 4.4 is overwogen leidt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2012.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) Z. Karekezi.
JL