ECLI:NL:CRVB:2012:BV6116

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6086 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van AOW-uitkering op basis van nieuwe feiten of omstandigheden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 februari 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder genomen beslissing met betrekking tot de Algemene Ouderdomswet (AOW). Verzoekster, een weduwe wonende in Marokko, had verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 7 mei 2009, waarin haar beroep tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond was verklaard. De Svb had eerder het bezwaar van verzoekster tegen een besluit van 30 november 2006 niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de termijn voor het maken van bezwaar.

Tijdens de zitting op 6 januari 2012 was verzoekster niet verschenen, terwijl de Svb vertegenwoordigd was door J.Y. van den Berg. Verzoekster stelde dat zij recht had op AOW op basis van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko, en dat zij zich in een slechte financiële situatie bevond. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die aanleiding geven tot herziening van de eerdere uitspraak. De door verzoekster aangevoerde argumenten werden niet als voldoende beschouwd om het verzoek om herziening te honoreren.

De Raad heeft bevestigd dat het rechtsmiddel van herziening enkel kan worden toegewezen op basis van nieuwe feiten of omstandigheden die niet eerder bekend waren en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. Aangezien verzoekster geen dergelijke feiten of omstandigheden heeft aangedragen, werd het verzoek om herziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en de beslissing is ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

09/6086 AOW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzoek van:
[verzoekster], wonende te [woonplaats], Marokko (verzoekster),
om herziening van de uitspraak van de Raad van 7 mei 2009, 08/1354 AOW (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
verzoekster
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb).
Datum uitspraak: 17 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft verzocht om herziening van de aangevallen uitspraak.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 januari 2012. Verzoekster is met bericht vooraf niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de Raad uitspraak gedaan in het hoger beroep van verzoekster tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2008, 07/149. Bij die uitspraak heeft de rechtbank Amsterdam het beroep van verzoekster tegen het besluit van 30 november 2006 van de Svb ongegrond verklaard. Bij dat besluit had de Svb het bezwaar van verzoekster tegen het besluit van de SvB van 25 juli 2006 niet-ontvankelijk verklaard wegens niet verschoonbare overschrijding van de termijn voor het maken van bezwaar. De Raad heeft bij de aangevallen uitspraak de genoemde uitspraak van de rechtbank bevestigd.
2. Met het verzoek om herziening beoogt verzoekster dat de Raad op de aangevallen uitspraak terugkomt en dat alsnog aan haar een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) wordt toegekend. Verzoekster heeft daartoe aangevoerd dat zij weduwe is en dat zij om een ouderdomspensioen op grond van de AOW heeft gevraagd volgens het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko, zoals dat met ingang van 1 november 2004 van kracht is. Ze heeft tevens gesteld zich in een slechte financiële situatie te bevinden en geld nodig te hebben om haar gezin te kunnen verzorgen en onderhouden.
3.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Awb in verband met artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden voor de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift voor de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3.2. Naar vaste jurisprudentie van de Raad, zoals deze blijkt uit onder andere zijn uitspraak van 3 oktober 2003, LJN AN7982, kan in het kader van het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening slechts worden beoordeeld of op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb in verband met artikel 21 van de Beroepswet, herziening aangewezen is. Een door verzoekster gewenste hernieuwde discussie over de betrokken zaak en de juistheid van de betrokken uitspraak kan in dit kader niet worden gevoerd.
3.3. De Raad is van oordeel dat het verzoek om herziening niet kan worden toegewezen, nu door verzoekster geen feiten of omstandigheden als hiervoor onder 3.1 omschreven naar voren zijn gebracht. De door verzoekster aangevoerde stellingen zijn niet als zulke feiten en omstandigheden aan te merken.
4. De Raad ziet geen termen om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Rechtdoende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries als voorzitter en H. Bolt en E.E.V. Lenos als leden, in tegenwoordigheid van H.L. Schoor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2012.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) H.L. Schoor.
IvR