ECLI:NL:CRVB:2012:BV3794

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-5274 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling recht op tweevoudige kinderbijslag op basis van woonsituatie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 februari 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die in Marokko woont. De appellant had tweevoudige kinderbijslag aangevraagd voor zijn kind [S.], geboren op 6 december 1989, die volgens de appellant uitwonend was in verband met zijn studie. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had echter vastgesteld dat [S.] niet op het door de appellant opgegeven adres woonachtig was, en had daarom het recht op kinderbijslag per het vierde kwartaal van 2006 beëindigd. De Svb baseerde haar beslissing op rapporten van de Attaché voor Sociale Zaken van de Nederlandse Ambassade in Marokko, waarin werd geconcludeerd dat er geen bewijs was dat [S.] op het opgegeven adres woonde.

De rechtbank Amsterdam had eerder de beslissing van de Svb bevestigd, waarna de appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 6 januari 2012 was de appellant niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. O.F.M. Vonk. De Raad overwoog dat de rapporten van de Attaché voldoende bewijs boden dat [S.] niet op het opgegeven adres woonde. De verklaringen van wijkhoofden en bewoners van het appartementengebouw waar [S.] zou wonen, ondersteunden deze conclusie. De Raad oordeelde dat de Svb op goede gronden had geconcludeerd dat de appellant geen recht had op tweevoudige kinderbijslag, omdat er geen ander (uitwonend) adres was aangetoond.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond. De Raad achtte geen termen aanwezig om de kosten te vergoeden op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 februari 2012.

Uitspraak

10/5274 AKW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te Marokko (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 augustus 2010, 09/3938 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb).
Datum uitspraak: 10 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 januari 2012. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. O.F.M. Vonk.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant, wonende in Marokko, ontving over het vierde kwartaal van 2004 tot en met het vierde kwartaal van 2007 tweevoudige kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet voor zijn eveneens in Marokko wonende kind [S.], geboren op
6 december 1989, omdat [S.] in verband met zijn studie uitwonend was. In het kader van een steekproef heeft de Svb de Attaché voor Sociale Zaken van de Nederlandse Ambassade in Marokko (Attaché) onderzoek laten verrichten naar de woonsituatie van [S.]. De bevindingen en conclusies van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport van 2 juli 2008.
1.2. Bij besluit van 15 mei 2009 heeft de Svb appellant meegedeeld dat hij voor [S.] vanaf het vierde kwartaal van 2006 geen recht meer heeft op tweevoudige kinderbijslag, omdat [S.] vanaf die periode niet als uitwonend kan worden aangemerkt. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 16 juli 2009 (bestreden besluit) heeft de Svb dit bezwaar ongegrond verklaard.
2.1. Hangende het beroep tegen het bestreden besluit heeft de Attaché nader onderzoek verricht, waarvan de bevindingen en conclusies zijn neergelegd in het rapport van 10 maart 2010.
2.2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank, kort samengevat, overwogen dat de in het rapport van de Attaché van 2 juli 2008 vermelde onderzoeksbevindingen voldoende grondslag bieden voor het standpunt van de Svb dat [S.] vanaf het vierde kwartaal van 2006 niet woonachtig is op het door appellant opgegeven adres. De Svb heeft volgens de rechtbank op goede gronden de kinderbijslag van appellant herzien.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij het bestreden besluit onrechtmatig acht.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. In hoger beroep ligt ter beantwoording voor de vraag of de rechtbank terecht het standpunt van de Svb heeft onderschreven dat appellant geen recht heeft op tweevoudige kinderbijslag voor zijn kind [S.] vanaf het vierde kwartaal van 2006. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of [S.] toen uitwonend was.
4.2. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat op grond van de rapporten van de Attaché van 2 juli 2008 en 10 maart 2010 aannemelijk is dat [S.] niet op het door appellant opgegeven adres woonachtig was. Daarbij acht de Raad allereerst van belang dat twee wijkhoofden blijkens het rapport van de Attaché van 2 juli 2008 hebben verklaard dat er nooit een jongen met de naam [S.] [achternaam] in de wijk waarin het adres is gelegen heeft gewoond. Deze verklaring hebben zij blijkens het rapport van 10 maart 2010 herhaald. Voorts acht de Raad van belang dat uit het rapport van de Attaché van 2 juli 2008 blijkt dat meerdere bewoners van het appartementengebouw waarin [S.] zou wonen, desgevraagd hebben verklaard dat er nooit een persoon met de naam [S.] in het gebouw heeft gewoond.
4.3. Hetgeen namens appellant is aangevoerd tegen de bevindingen van de Attaché heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen. Daarbij wijst de Raad erop dat appellant geen (controleerbare) gegevens heeft overgelegd waaruit kan blijken dat zijn kind [S.] op het opgegeven adres woonachtig was. Aan de in het rapport van 10 maart 2010 neergelegde verklaring van de mede-eigenaar van het appartement waarin [S.] zou wonen, kent de Raad, mede in het licht van hetgeen onder 4.2 is overwogen, minder betekenis toe dan hij toekent aan de in de rapporten van de Attaché opgenomen verklaringen van de wijkhoofden en de bewoners van het betreffende appartementengebouw.
4.4. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat de Svb, gezien de overwegingen 4.2 en 4.3, en bij het ontbreken van een ander (uitwonend) adres, de conclusie heeft kunnen trekken dat [S.] niet uitwonend was vanaf het vierde kwartaal van 2006, zodat appellant geen recht had op tweevoudige kinderbijslag.
4.5. Uit hetgeen hiervoor onder 4.2 tot en met 4.4 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries als voorzitter en H. Bolt en E.E.V. Lenos als leden, in tegenwoordigheid van H.L. Schoor als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2012.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) H.L. Schoor.
TM