als bedoeld de artikelen 8:73a en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 21 april 2010, 09/5099 (aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 27 januari 2012
Namens appellant heeft mr. J.G.P. de Wit, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Het Uwv heeft eveneens hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2011. Appellant is met voorafgaand bericht niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.L. Turnhout.
De Raad heeft het onderzoek heropend.
Het Uwv heeft op 1 augustus 2011 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Bij brief van 20 september 2011 heeft de Raad meegedeeld ook dit besluit bij het geding te betrekken. Deze zaak is geregistreerd onder nummer 11/5436 WAO.
Appellant heeft nadere gronden ingediend.
Het Uwv heeft op 3 oktober 2011 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 31 oktober 2011 heeft mr. De Wit namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht Het Uwv te veroordelen in de proceskosten alsmede tot betaling van de wettelijke rente.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
De meervoudige kamer heeft de zaak verwezen naar de enkelvoudige kamer.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
Artikel 8:73a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 van de Awb kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 3 oktober 2011 geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad wijst het verzoek van appellant toe om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Met betrekking tot de ingangsdatum van de wettelijke rente in geval van periodiek te betalen uitkeringen of salaris heeft de Raad zich, mede naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Vierde Tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) nader op zijn jurisprudentie beraden. Voor zover geen sprake is van specifieke algemeen verbindende voorschriften - anders dan de algemene bepalingen van Titel 4.4 van de Awb - met betrekking tot het tijdstip waarop deze periodieke betalingen moeten worden verricht, neemt de Raad voortaan, omwille van een praktische en eenvoudige rechtstoepassing, mede gezien het forfaitaire karakter van wettelijke rente, tot uitgangspunt dat de wettelijke rente gaat lopen op de eerste dag van de kalendermaand volgende op de maand (of het andere tijdvak) waarop de periodieke betaling betrekking heeft. Indien het niet gaat om reeds lopende periodieke betalingen, maar om een eerste toekenning of om een wijziging van een element van de periodieke betaling, geldt bovendien dat de wettelijke rente niet eerder gaat lopen dan vanaf de eerste dag van de kalendermaand volgende op die waarin de beslistermijn voor de toekenning of wijziging is verstreken.
Aangezien voor de kosten gemaakt in de bezwaarfase en in eerste aanleg al tot vergoeding van de in die procedures gemaakte kosten is besloten staat de Raad enkel nog geplaatst voor de beoordeling van de in hoger beroep gemaakte proceskosten. Deze proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 655,-- (één punt voor het beroepschrift en een ½ punt voor reactie na een gewijzigde beslissing) voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep. Nu in hoger beroep een toevoeging krachtens de Wet op rechtsbijstand is afgegeven, dient het bedrag van € 655,- te worden betaald aan de griffier van de Raad.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.
De Centrale Raad van Beroep;
Veroordeelt het Uwv tot vergoeding van wettelijke rente als hiervoor is vermeld;
Veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 655,--, te betalen aan de griffier van de Raad.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon, in tegenwoordigheid van A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2012.
(get.) A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen.