ECLI:NL:CRVB:2012:BV1648

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-2076 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 januari 2012 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 29 juli 2011. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 maart 2011, maar zijn hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Appellant heeft verzet aangetekend, waarbij zijn zuster zich op verzoek van appellant tot de Raad heeft gewend om het griffierecht te voldoen, aangezien het overmaken van geld vanuit Suriname moeilijker is. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht op 7 juli 2011, één dag te laat, op de rekening van de Raad is bijgeschreven. De Raad oordeelde dat er geen grond was om te concluderen dat de termijnoverschrijding appellant niet kon worden verweten, vooral omdat hem een termijn van acht weken was gegeven in plaats van vier weken. Het verzet werd ongegrond verklaard, en het te laat betaalde griffierecht van € 112,- zal aan de zuster van appellant worden terugbetaald. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

Uitspraak

11/2076 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (Suriname), (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 maart 2011, 09/3495 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Datum uitspraak: 23 januari 2012
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 29 juli 2011 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 29 juli 2011 heeft appellant verzet gedaan.
Bij brief (met bijlagen) van 30 december 2011 heeft [naam zuster], zuster van appellant, zich op verzoek van appellant tot de Raad gewend.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 16 januari 2012, waar partijen met voorafgaand bericht niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 29 juli 2011 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 11 mei 2011 gestelde termijn van acht weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het griffierecht op 7 juli 2011, en daarmee één dag te laat, is bijgeschreven op de rekening van de Raad.
Uit de brief van de zuster van appellant blijkt dat appellant haar heeft verzocht het griffierecht te voldoen, omdat geld overmaken uit Suriname moeilijker is. Zij heeft vervolgens op 1 juli 2011 een overschrijvingsformulier verzonden. Het bij de brief gevoegde bankafschrift vermeldt (ook) 7 juli 2011 als boekingsdatum.
De Raad ziet in deze omstandigheden geen grond voor het oordeel dat de termijnoverschrijding appellant niet kan worden verweten, zeker nu hem bij de brief een termijn van acht weken (in plaats van vier weken) is gesteld.
Het verzet moet ongegrond worden verklaard.
Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht (€ 112,-) zal door de griffier van de Raad aan de zuster van appellant worden terugbetaald.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2012.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
KR