ECLI:NL:CRVB:2012:BV0746

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-1132 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vergoeding voor verhuizing en herinrichtingskosten onder de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 januari 2012 uitspraak gedaan over de afwijzing van een verzoek om vergoeding van verhuiskosten door appellant, die als burger-oorlogsslachtoffer is erkend. Appellant, geboren in 1936 in het voormalige Nederlands-Indië, had verzocht om vergoeding van kosten voor verhuizingen in 2002, 2005 en 2009. De Raad heeft vastgesteld dat de aanvragen voor de verhuizingen in 2002 en 2005 te laat zijn ingediend, wat in strijd is met de Regeling ingangsdatum voorzieningen Wubo. De Raad oordeelt dat aanvragen voor vergoedingen moeten zijn ingediend voor het einde van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de kosten zijn gemaakt.

Daarnaast heeft de Raad overwogen dat de verhuizing naar Frankrijk in 2009 niet medisch noodzakelijk was. De hartklachten van appellant waren de reden voor deze verhuizing, en niet de psychische klachten die verband houden met zijn oorlogservaringen. De Raad concludeert dat de afwijzing van de vergoeding door verweerder terecht was, omdat er geen medische noodzaak of medisch-sociale wenselijkheid was aangetoond voor de verhuizing naar Frankrijk.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep van appellant ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige aanvragen en de noodzaak van medische onderbouwing voor vergoedingen onder de Wubo.

Uitspraak

11/1132 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats] (Frankrijk), (hierna: appellant),
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, thans: de Raad van Bestuur van de Sociale verzekeringsbank, (hierna: verweerder)
Datum uitspraak: 12 januari 2012
I. PROCESVERLOOP
In verband met een wijziging van taken, zoals neergelegd in de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen (Wet van 15 april 2010, Stb. 2010, 182), is in deze zaak de Raad van Bestuur van de Sociale verzekeringsbank in de plaats getreden van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR). Waar in deze uitspraak wordt gesproken van verweerder wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de -voormalige- Raadskamer WUBO van de PUR.
Appellant heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 27 december 2010, kenmerk BZ01253056 (verder: bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2011, waar appellant niet is verschenen, zoals tevoren was gemeld. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. Vooijs, werkzaam bij de Sociale verzekeringsbank.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant, geboren in 1936 in het voormalige Nederlands-Indië, is in 2000 op grond van psychische invaliditeit erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo en is aan hem een toeslag op grond van artikel 19 van die wet toegekend. Ten aanzien van zijn fysieke klachten (waaronder hartklachten) is het standpunt ingenomen dat deze niet in verband staan met zijn oorlogservaringen.
1.2. In februari 2010 heeft appellant verzocht om vergoeding van gemaakte kosten voor verhuizing en herinrichtingskosten in 2002 (van Nijmegen naar Wijchen), in 2005 (van Wijchen naar Indonesië) en in januari 2009 (van Indonesië naar zijn huidige adres in Frankrijk). Hierop is door verweerder bij besluit van 17 augustus 2010 afwijzend beslist, welke afwijzing na bezwaar is gehandhaafd bij het bestreden besluit.
2. Naar aanleiding van hetgeen partijen in beroep naar voren hebben gebracht overweegt de Raad als volgt.
2.1. De weigering van verweerder om de gevraagde vergoeding te verstrekken berust ten aanzien van de verhuizingen in 2002 en 2005 op het standpunt dat appellant die vergoedingen te laat heeft aangevraagd. De Raad kan verweerder hierin volgen. Op grond van artikel 2 van de Regeling ingangsdatum voorzieningen Wubo komen voor vergoeding in aanmerking aanvragen voor voorzieningen die zijn ingediend voor het einde van het kalenderjaar volgende op dat waarin de kosten door de belanghebbende zijn gemaakt of hem in rekening zijn gebracht.
2.2. Ten aanzien van de kosten voor de verhuizing naar Frankrijk in 2009 is het standpunt ingenomen dat voor die verhuizing geen medische noodzaak of medisch-sociale wenselijkheid aanwezig was op grond van de psychische klachten van appellant. Uit de gedingstukken van medische aard blijkt naar het oordeel van de Raad duidelijk dat de hartklachten van appellant centraal stonden bij zijn verhuizing naar Frankrijk en niet zijn met de oorlogservaringen in verband staande psychische klachten. Omdat appellant de medische zorg in verband met die hartklachten in Frankrijk beter achtte, was dit een doorslaggevende reden om te verhuizen.
3. Gezien het vorenstaande dient het beroep van appellant ongegrond te worden verklaard.
4. De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2012.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
I. Mos.
De griffier is buiten staat te tekenen.
NK