ECLI:NL:CRVB:2011:BV2906

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/5175 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Riphagen
  • H.L. Schoor
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op ziekengeld en de zorgvuldigheid van medisch onderzoek door het Uwv

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv, waarbij haar recht op ziekengeld ingevolge de Ziektewet (ZW) is beëindigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 25 januari 2012 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.C. Cornelisse, heeft in hoger beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek door het Uwv niet zorgvuldig is uitgevoerd, omdat er geen inlichtingen zijn ingewonnen bij haar behandelend psychiater, F. Kaya. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij de conclusies van de bezwaarverzekeringsarts S.G. van Wageningen had onderschreven.

De Raad heeft de argumenten van appellante uitvoerig besproken en geconcludeerd dat de rechtbank terecht geen reden heeft gezien om het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten. De Raad heeft vastgesteld dat de bezwaarverzekeringsarts over voldoende medische gegevens beschikte om tot een zorgvuldig oordeel te komen. Appellante heeft in zowel beroep als hoger beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd die haar standpunt ondersteunt. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een onafhankelijk deskundige in te schakelen, zoals door appellante verzocht.

Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het recht op ziekengeld van appellante is ontzegd. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechters.

Uitspraak

10/5175 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 11 augustus 2010, 09/1966
(aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 25 januari 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.C. Cornelisse, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2011. Appellante is, zoals bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.W.A. Blind.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Voor een overzicht van de voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar rubriek 2.2 van de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat nu met het volgende.
1.2. Bij besluit van 27 augustus 2009 heeft het Uwv beslist dat appellante met ingang van 27 augustus 2009 geen recht meer heeft op ziekengeld ingevolge de Ziektewet (ZW). Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft het Uwv, in navolging van de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts S.G. van Wageningen zoals vermeld in diens rapportage van 17 november 2009, bij besluit van 23 november 2009 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft - kort samengevat - geen reden gezien om het medisch onderzoek onzorgvuldig of de conclusies ervan onjuist te achten. Daarbij heeft de rechtbank met name betekenis toegekend aan de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 17 november 2009. Het feit dat de bezwaarverzekeringsarts geen inlichtingen heeft ingewonnen bij psychiater F. Kaya doet, naar het oordeel van de rechtbank, aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek niet af. Uit de beschikbare gegevens leidt de rechtbank af dat het contact met psychiater Kaya, ten tijde van het onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts op 7 oktober 2009, beperkt is gebleven tot een eerste gesprek op 2 september 2009. Van vervolgafspraken of een concrete diagnose van diens zijde is niet gebleken, zodat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het inwinnen van inlichtingen bij deze psychiater geen toegevoegde waarde kon hebben.
3. Appellante heeft zich met de uitspraak van de rechtbank niet kunnen verenigen en handhaaft hetgeen zij in bezwaar en beroep naar voren heeft gebracht. Appellante benadrukt in hoger beroep dat zij, gelet op de bij haar bestaande klachten en beperkingen, op de datum in geding niet in staat kon worden geacht haar werkzaamheden als schoonmaakster te verrichten en dat het medisch onderzoek door het Uwv niet voldoende zorgvuldig is geweest, omdat geen inlichtingen zijn ingewonnen bij de behandelend psychiater Kaya. Gelet op de in beroep aangevoerde argumenten heeft de rechtbank ten onrechte nagelaten om een deskundige te benoemen. Appellante verzoekt de Raad om alsnog een onafhankelijk deskundige (psychiater) in te schakelen.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de gronden van appellante uitvoerig besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en maakt die tot de zijne. Ook de Raad is van oordeel dat de bezwaarverzekeringsarts over voldoende medische gegevens beschikte om tot een zorgvuldig oordeel te kunnen komen en dat er geen aanwijzingen bestaan dat de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts onjuist zou zijn. Hetgeen appellante in hoger beroep naar voren heeft gebracht, heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen leiden. Appellante heeft in beroep en hoger beroep geen medische informatie, bijvoorbeeld van de psychiater Kaya, overgelegd ter ondersteuning van haar standpunt dat zij op de datum in geding aanmerkelijk meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen. Voor het inschakelen van een onafhankelijk deskundige ziet de Raad dan ook geen aanleiding.
5. Gelet op het in 4.1 en 4.2 overwogene komt de Raad tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Riphagen, in tegenwoordigheid van H.L. Schoor als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2012.
(get.) J. Riphagen.
(get.) H.L. Schoor.
KR