ECLI:NL:CRVB:2011:BU9989

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-839 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op een Wet WIA-uitkering en geschiktheid voor de functie van telefonist/receptionist

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 december 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht. De zaak betreft de vraag of betrokkene recht heeft op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Betrokkene, die als taxichauffeur werkte, was op 6 juni 2005 uitgevallen door rugklachten. Het Uitvoeringsinstituut had eerder besloten dat betrokkene geen recht had op een WIA-uitkering omdat hij meer dan 65% van zijn oude loon kon verdienen. Dit besluit werd door de rechtbank vernietigd, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde anders.

De Raad overwoog dat, gelet op de te verrichten werkzaamheden, de vereiste vooropleiding en de werkervaring van betrokkene, hij in staat moest worden geacht de functie van telefonist/receptionist te vervullen. De Raad stelde vast dat voor deze functie geen technische vooropleiding vereist was, maar een algemeen vormende opleiding volstond, en dat de functie gericht was op telefonisch en servicegericht klantencontact. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond, waarbij hij geen aanleiding zag voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt de noodzaak om de geschiktheid voor functies te beoordelen op basis van de vereiste kwalificaties en de werkervaring van de betrokkenen, en niet op basis van onterecht gestelde eisen zoals 'affiniteit met techniek'. De Raad concludeerde dat de rechtbank de geschiktheid van de functie onterecht had beoordeeld en dat de eerdere beslissing van het Uitvoeringsinstituut in stand moest blijven.

Uitspraak

11/839 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 17 december 2010, 08/945 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
[betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene).
Datum uitspraak: 30 december 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. A.A.M. Broos, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2011. Appellant was vertegenwoordigd door mr. P.C.M. Huijzer. Betrokkene is met kennisgeving niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Betrokkene was werkzaam als taxichauffeur en is op 6 juni 2005 uitgevallen vanwege rugklachten.
2.1. Appellant heeft bij besluit van 21 januari 2008 aan betrokkene meegedeeld dat hij per 23 november 2007 geen recht heeft op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij uitviel.
2.2. Bij het (bestreden) besluit van 30 juli 2008 heeft appellant het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 21 januari 2008 ongegrond verklaard.
3.1. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van betrokkene tegen het besluit van 30 juli 2008 gegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanleiding bestaat het verzekeringsgeneeskundige onderzoek van de (bezwaar)verzekeringsartsen en de vastgestelde beperkingen en belastbaarheid voor arbeid in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) onzorgvuldig of onjuist te achten.
Ten aanzien van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies heeft de rechtbank geoordeeld dat de belasting gereedschapsmaker (sbc-code 264050) en receptionist, baliemedewerker (sbc-code 315150) past binnen de vastgestelde belastbaarheid volgens de FML.
3.2. Ten aanzien van de functie telefonist, receptionist met sbc-code 315120 is de rechtbank echter van oordeel dat deze functie vanwege de gestelde ervaringseis ‘enige affiniteit met techniek’ niet aan de schatting ten grondslag kan worden gelegd.
De rechtbank overweegt:
“In de nadere rapportage van 9 juni 2009 heeft de bezwaararbeidsdeskundige aangegeven dat deze functie geen technische functie betreft. Technische werkervaring en technische kennis zijn niet vereist, hier zijn monteurs voor. Omdat de functie telefonist, receptionist voor het merendeel door vrouwen wordt ingevuld heeft de werkgever als ervaringseis “affiniteit met techniek” aan de functie toegevoegd.
De rechtbank leidt hieruit af dat, zoals verweerder ook stelt in zijn reactie van 10 juni 2009, voor deze functie blijkbaar een man wordt gezocht en dat wordt verwacht dat de gevraagde affiniteit bij mannen wel aanwezig is. Nog afgezien van het feit dat dit onderscheid naar sekse niet nader is gemotiveerd, waardoor verweerder zich niet mocht verenigen met deze ervaringseis, is de rechtbank van oordeel dat met deze uitleg elke man aan de ervaringseis voor deze functie telefonist, receptionist, sbc-code 315120, voldoet. De gestelde eis is hiermee (zij het kennelijk alleen voor mannen) betekenisloos. Mede gelet op de uitspraak van de Raad van 19 december 2008, LJN BG8213, komt de rechtbank tot de conclusie dat de door verweerder overgenomen uitleg van de bezwaararbeidsdeskundige een onaanvaardbare relativering van de gestelde ervaringseis oplevert. Deze functie kan dan ook niet aan de schatting ten grondslag worden gelegd.”
3.3. Omdat de twee resterende functies onvoldoende zijn om de schatting te kunnen dragen heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft appellant opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van haar uitspraak, waarbij appellant aandacht moet besteden aan de vraag in hoeverre er redenen zijn om schade te vergoeden. Tevens heeft de rechtbank beslissingen gegeven over vergoeding aan betrokkene van griffierecht en proceskosten.
4. Appellant kan zich niet verenigen met het oordeel van de rechtbank en heeft hoger beroep ingesteld. De rechtbank heeft het begrip affiniteit onjuist uitgelegd en appellant verwijst naar zijn brief van 10 juni 2009. Ter zitting heeft appellant toegelicht dat het begrip affiniteit vroeger wel als voorwaarde kon worden gesteld voor de geschiktheid van een functie maar dat deze term niet langer gehanteerd wordt in het op de onderhavige zaak van toepassing zijnde Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS), waar deze term ook (bijna) niet meer in voorkomt. Dit ‘verdwaalde’ begrip kan de geschiktheid van de functie dan ook niet in de weg staan. Het betreft bovendien geen technische functie. Daarnaast stelt appellant zich op het standpunt dat ook al zou het begrip moeten worden beschouwd als een vereiste vaardigheid of persoonlijke voorkeur, de functie voor betrokkene geschikt moet worden geacht. Betrokkene heeft er in het verleden voor gekozen om werkzaam te zijn als taxichauffeur en bij deze functie van het beschikken over enige technische vaardigheden verwacht worden.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. Het gaat in dit geding om de beantwoording van de vraag of het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Het geschilpunt betreft uitsluitend de vraag of de functie telefonist, receptionist - in dienst van een servicebedrijf op het gebied van warmwater- en verwarmingsapparatuur - aan de onderhavige (theoretische)schatting ten grondslag kan worden gelegd.
5.3. In het resultaat functiebeoordeling staat onder andere vermeld: “Verzorgt in algemene zin planning en inzet monteurs voor onderhoud- en storingswerkzaamheden, en de daarbij behorende telefonische contacten met klanten. Neemt storingsmeldingen aan. Vraagt naar aard en omvang van de storing (cv, warmwater, meterkast, e.d.), schat urgentie in, geeft advies over te treffen noodmaatregelen.” In de arbeidsmogelijkhedenlijst staat bij ervaring vermeld: “Enige affiniteit met techniek (i.v.m. storingsmeldingen), enige vaardigheid met telefooninstallatie, pc.” Bij opleiding staat: “Diploma VMBO theorie gericht.”
5.4. Wat ook zij van de betekenis van het begrip ‘enige affiniteit met techniek’, de Raad is gelet op de in 5.3 aangegeven te verrichten werkzaamheden, de vereiste vooropleiding en de in aanmerking genomen werkervaring van betrokkene van oordeel dat hij in staat moet worden geacht de in geding zijnde functie te verrichten. Betrokkene heeft voorts gewerkt als taxichauffeur hetgeen het opdoen van een zekere ervaring met techniek met zich meebrengt. Het is in ieder geval voldoende voor deze functie waarvoor geen technische vooropleiding is vereist maar een algemeen vormende opleiding volstaat en die gericht is op telefonisch en servicegericht klantencontact.
5.5. De Raad heeft geen aanknopingpunten gezien de in geschil zijnde functie, gegeven de voor appellant vastgestelde belastbaarheid, medisch niet geschikt te achten.
5.6. De Raad is gelet op hetgeen is overwogen in 5.2 tot en met 5.5 van oordeel dat het oordeel van de rechtbank over de in geschil zijnde functie in rechte geen stand kan houden. De Raad vernietigt dan ook de aangevallen uitspraak en verklaart, gezien mede overweging 5.5, het beroep ongegrond.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door voorzitter J.W. Schuttel en C.W.J. Schoor en
E.E.V. Lenos als leden, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 december 2011.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) K.E. Haan.
EK