[appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 juni 2010, 09/3120 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 23 december 2011
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nog nadere stukken aan de Raad toegezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2011. Appellant is daarbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
1.1. Bij brief van 25 februari 2008 heeft appellant, geboren op 1 juli 1945, een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd. Hierbij heeft appellant aangegeven dat hij in Nederland heeft gewerkt in de periode van 1970 tot 1974. Hierop heeft de Svb bij brief van 5 maart 2008 geantwoord dat appellant niet eerder dan een jaar voorafgaand aan de maand waarin hij 65 jaar wordt een AOW-pensioen kan aanvragen.
Bij brief van 5 mei 2008 heeft appellant verzocht om een formulier om AOW aan te vragen. In juli 2008 heeft appellant wederom een aanvraag om een AOW-pensioen aan de Svb doen toekomen.
1.2. Bij besluit van 11 februari 2009 heeft de Svb de aanvraag van appellant om een AOW-pensioen afgewezen omdat hij nog geen 65 jaar is. Het tegen dit besluit van 11 februari 2009 ingestelde bezwaar heeft de Svb bij besluit van 8 juni 2009 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij heeft gewerkt in Nederland. Als bewijs hiervan heeft appellant twee verklaringen van getuigen in het geding gebracht die bevestigen dat zij met appellant hebben samengewerkt.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat de Svb de aanvraag in 2008 van appellant om een AOW-pensioen bij het bestreden besluit heeft kunnen afwijzen op de grond dat appellant nog geen 65 jaar was. Hetgeen appellant heeft aangevoerd met betrekking tot zijn verzekerde jaren in Nederland kan in de onderhavige procedure niet aan de orde komen. In het verweerschrift in hoger beroep heeft de Svb nog aangegeven dat inmiddels een definitieve beslissing op de aanvraag om een AOW-pensioen van appellant is genomen waaraan een onderzoek naar de verzekerde jaren van appellant ten grondslag heeft gelegen.
4.3. Dit betekent dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2011.
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par E.E.V. Lenos en présence de J.R. Baas en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 23 december 2011.