ECLI:NL:CRVB:2011:BU9149
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van hogerberoepschrift en verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2011 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 27 juli 2011. De Raad had het hogerberoepschrift van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. Appellant, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde J.W.J.M. Princen, stelde dat hij het hogerberoepschrift op 11 juni 2011 had verzonden. Echter, de enveloppe met het hogerberoepschrift droeg een poststempel van 16 juni 2011, en het document was pas op 17 juni 2011 bij de Raad ontvangen. De Raad oordeelde dat de enkele verklaring van de gemachtigde niet voldoende was om aan te tonen dat het hogerberoepschrift op een eerdere datum ter post was bezorgd.
De Centrale Raad van Beroep benadrukte dat bij de vaststelling van de datum waarop een brief ter post is bezorgd, wordt uitgegaan van het poststempel op de enveloppe, tenzij de afzender overtuigend bewijs kan leveren van een eerdere verzenddatum. In dit geval was er geen overtuigend bewijs, en daarom werd het verzet ongegrond verklaard. De Raad zag geen aanleiding om appellant te veroordelen in de proceskosten van het verzet.
De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.