ECLI:NL:CRVB:2011:BU6805

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4848 WSF-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 december 2011 uitspraak gedaan over het verzet dat door appellante, vertegenwoordigd door W. Prins, was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 18 maart 2011. In die uitspraak werd het hoger beroep van appellante tegen een eerdere beslissing niet-ontvankelijk verklaard. Het verzet werd behandeld tijdens een zitting op 28 november 2011, waar geen van de partijen aanwezig was.

De Raad heeft ambtshalve de ontvankelijkheid van het verzet beoordeeld. Het bleek dat appellante geen gronden van het verzet had ingediend binnen de gestelde termijn van vier weken, zoals vermeld in een aangetekende brief van 10 juni 2011. Ook na het verstrijken van deze termijn zijn er geen gronden ingediend. De Raad concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die konden verklaren waarom dit niet aan de gemachtigde van appellante kon worden verweten.

Op basis van deze overwegingen heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten van het verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

09/4848 WSF-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 17 juli 2009, 08/1365
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep, thans: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Datum uitspraak: 2 december 2011
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 18 maart 2011 heeft de Raad het namens appellante door W. Prins, wonende te Den Haag, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak - wederom - niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 18 maart 2011 heeft W. Prins namens appellante verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 28 november 2011, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad ziet zich allereerst, ambtshalve, gesteld voor de vraag naar de ontvankelijkheid van het verzet.
De Raad stelt in dat verband vast dat namens of door appellante binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 10 juni 2011 gestelde termijn van vier weken geen gronden van het verzet zijn ingediend. Ook na het verstrijken van die termijn zijn geen gronden ingediend.
Van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat dit niet aan (de gemachtigde van) appellante kan worden verweten, is niet is gebleken.
Dit betekent dat het verzet niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Voor een veroordeling in de kosten van het verzet is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 december 2011.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
CVG