ECLI:NL:CRVB:2011:BU5273
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- K. Zeilemaker
- K.J. Kraan
- W. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak van de Centrale Raad van Beroep inzake appelverbod en recht op een eerlijk proces
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 november 2011 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 29 november 2010. De Raad had zich eerder onbevoegd verklaard, omdat volgens artikel 18, tweede lid, aanhef en onder c, van de Beroepswet geen hoger beroep openstaat tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellant heeft verzet aangetekend, stellende dat hij recht heeft op een zitting waarbij zowel hij als de minister in de gelegenheid moeten worden gesteld om inlichtingen en denkbeelden uit te wisselen. Hij voerde aan dat zijn rechten, zoals gewaarborgd door artikel 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM), zijn geschonden doordat de minister niet ter zitting is verschenen.
De Raad overwoog dat er geen evident schending van de beginselen van een goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen was die een eerlijk proces waarborgen. De Raad stelde vast dat er geen recht van de rechtzoekende op het verschijnen ter zitting van de wederpartij bestaat en dat de door appellant aangehaalde artikelen van het EVRM geen grondslag bieden voor een dergelijk recht. Gelet op deze overwegingen kon niet worden gesteld dat appellant een eerlijk proces was onthouden. De Raad concludeerde dat het verzet ongegrond was en verklaarde dit in zijn uitspraak.