ECLI:NL:CRVB:2011:BU5114
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv om haar WAO-uitkering per 20 maart 2009 in te trekken ongegrond heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 november 2011 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.T. Dieters, heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar beperkingen niet goed zijn ingeschat en dat zij de geduide functies niet kan vervullen vanwege te hoge belastingen.
De Raad overweegt dat het Uwv in zijn besluit van 28 oktober 2009 heeft gehandhaafd dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante minder dan 15% bedraagt. De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de beperkingen van appellante goed zijn ingeschat en dat de functies die aan de schatting ten grondslag liggen passend zijn. Appellante heeft in hoger beroep geen objectieve medische gegevens overgelegd die de medische beoordeling van de (bezwaar)verzekeringsartsen in twijfel trekken. De Raad concludeert dat de beroepsgrond van appellante niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De Raad heeft vastgesteld dat er voldoende functies zijn met voldoende arbeidsplaatsen om de schatting op te baseren. De markeringen die mogelijk wijzen op een overschrijding van de belastbaarheid zijn voldoende toegelicht. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van H.L. Schoor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 november 2011.