ECLI:NL:CRVB:2011:BU3405
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 november 2011 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. Appellant had in eerste instantie hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht van 26 november 2010. De Raad had op 7 juni 2011 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Appellant voerde in zijn verzetschrift aan dat hij vanwege een verblijf in het buitenland niet op de hoogte was van de betalingsverplichting voor het griffierecht, en dat hij bereid was dit alsnog te voldoen. De Raad overwoog echter dat het de verantwoordelijkheid van appellant was om kennis te nemen van belangrijke poststukken, ook tijdens zijn verblijf in het buitenland. De Raad concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat appellant niet in verzuim was geweest. Het verzet werd ongegrond verklaard, en de Raad gaf aan dat het wettelijke stelsel geen ruimte biedt voor het verlenen van een nieuwe termijn voor de betaling van het griffierecht. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.