ECLI:NL:CRVB:2011:BU3405

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6907 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 november 2011 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. Appellant had in eerste instantie hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht van 26 november 2010. De Raad had op 7 juni 2011 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Appellant voerde in zijn verzetschrift aan dat hij vanwege een verblijf in het buitenland niet op de hoogte was van de betalingsverplichting voor het griffierecht, en dat hij bereid was dit alsnog te voldoen. De Raad overwoog echter dat het de verantwoordelijkheid van appellant was om kennis te nemen van belangrijke poststukken, ook tijdens zijn verblijf in het buitenland. De Raad concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat appellant niet in verzuim was geweest. Het verzet werd ongegrond verklaard, en de Raad gaf aan dat het wettelijke stelsel geen ruimte biedt voor het verlenen van een nieuwe termijn voor de betaling van het griffierecht. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

Uitspraak

10/6907 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 26 november 2010, 10/110 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenburg aan de Geul
Datum uitspraak: 1 november 2011
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 7 juni 2011 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 7 juni 2011 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 27 september 2011, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 7 juni 2011 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 4 februari 2011 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In het verzetschrift heeft appellant aangevoerd dat hij in verband met een verblijf in het buitenland niet wist dat hij griffierecht moest betalen voor het hoger beroep. Appellant heeft daarbij aangegeven dat hij bereid is het griffierecht alsnog te voldoen.
Nog daargelaten hoe deze stelling van appellant zich verhoudt tot het gegeven dat appellant de op dezelfde dag verzonden uitnodiging voor het indienen van de gronden van het hoger beroep wel heeft ontvangen, ligt het volgens vaste rechtspraak (ook) van de Raad op de weg van een betrokkene om kennisneming en afhandeling van (belangrijke) poststukken tijdens een verblijf in het buitenland mogelijk te maken. Dat heeft appellant niet gedaan. Nu ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat appellant niet in verzuim is geweest, moet het verzet ongegrond worden verklaard.
Het wettelijke stelsel biedt geen ruimte om appellant een nieuwe termijn voor de betaling van het griffierecht te gunnen.
Voor een veroordeling in de proceskosten van verzet ziet de Raad ten slotte geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 november 2011.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
JL