ECLI:NL:CRVB:2011:BU3272

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/1540 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen om bijzondere bijstand voor abonnementskosten en extra energiekosten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de afwijzing van haar aanvragen om bijzondere bijstand werd behandeld. Appellante had bijzondere bijstand aangevraagd voor de abonnementskosten van haar vaste telefoonaansluiting en extra energiekosten in verband met airconditioning in haar woning. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van het College in stand heeft gelaten voor de afwijzing van de bijzondere bijstand voor de kosten van het telefoonabonnement. De Raad stelt vast dat appellante ten tijde van de aanvraag geen airconditioning in haar woning had, waardoor de extra energiekosten niet aan de orde waren. De Raad komt tot de conclusie dat de abonnementskosten van € 13,-- per maand voor de maanden november en december 2008 noodzakelijk zijn, gezien het alarmeringssysteem in haar woning. De Raad bepaalt dat het College aan appellante deze kosten moet vergoeden. Tevens wordt het College veroordeeld in de proceskosten van appellante in hoger beroep, die worden begroot op € 437,--. De uitspraak is gedaan op 25 oktober 2011.

Uitspraak

10/1540 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 22 januari 2010, 09/3239 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (hierna: College)
Datum uitspraak: 25 oktober 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.L.A.M. van Os, advocaat te Tilburg, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2011. Appellante en haar gemachtigde zijn niet verschenen. Het College, daartoe ambtshalve opgeroepen bij gemachtigde, heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.G. Smout, werkzaam bij de gemeente Tilburg.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante heeft op 5 november 2008 bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) aangevraagd onder meer voor de abonnementkosten van haar vaste telefoonaansluiting en extra energiekosten in verband met airconditioning in haar woning. Bij twee afzonderlijke besluiten van 16 december 2008 heeft het College op deze aanvragen afwijzend beslist. Bij besluit van 28 mei 2009 heeft het College het bezwaar tegen de beide besluiten van 16 december 2008 ongegrond verklaard. Aan het besluit op bezwaar heeft het College ten grondslag gelegd dat de kosten van een abonnement voor een telefoonaansluiting tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan moeten worden gerekend en dat de extra energiekosten door het gebruik van airconditioning, voor zover die zich al voordoen, beperkt zijn tot de periode van de zomermaanden. Het College heeft tevens overwogen dat appellante, voor zover zij extra kosten heeft die samenhangen met haar chronische ziekte zoals extra telefoonkosten en extra kosten van energie, deze kosten uit de met ingang van 1 januari 2009 toegekende bijzondere bijstand van € 81,37 per maand moet kunnen voldoen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, met bepaling inzake griffierecht, het beroep van appellante tegen het besluit van 28 mei 2009 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat appellante ten tijde in geding nog niet beschikte over airconditioning in haar woning, zodat de kosten van het gebruik daarvan zich niet voordeden. Ten aanzien van de door appellante in beroep aangevoerde extra energiekosten in verband met het gebruik van een zuurstofapparaat heeft de rechtbank overwogen dat appellante voor deze kosten op 5 november 2008 geen bijzondere bijstand heeft aangevraagd, zodat zij een nieuwe aanvraag bij het College moet indienen als zij in aanmerking wil komen voor bijzondere bijstand voor deze kosten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het College de aanvraag van bijzondere bijstand voor de kosten van het telefoonabonnement terecht afgewezen.
3. Appellante heeft, onder verwijzing naar de gronden in de bezwaarschrift- en beroepsprocedure, aangevoerd dat de rechtbank haar concrete leefsituatie en financiële situatie onvoldoende heeft meegewogen. De beperkingen waarmee zij moet leven, de hulpmiddelen die zij hiervoor nodig heeft en de optelsom van extra kosten die hiermee gemoeid zijn, maken dat er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden als bedoeld in de WWB.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. In artikel 35, eerste lid, eerste volzin, van de WWB is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het College niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2. Volgens vaste rechtspraak van de Raad, waaronder zijn uitspraak van 13 oktober 2009, LJN BK0985, moet bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB eerst beoordeeld worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of die kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, op welk punt het College ingevolge genoemde bepaling een zekere beoordelingsvrijheid heeft.
4.3. De Raad stelt vast dat appellante niet bestrijdt dat zij ten tijde hier van belang in haar woning niet beschikte over airconditioning, zodat de extra energiekosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd zich toen niet voordeden. Evenmin bestrijdt appellante dat haar aanvraag om bijzondere bijstand op 5 november 2008 geen betrekking had op extra energiekosten voor het gebruik van haar zuurstofapparaat, zodat het besluit van 16 december 2008, gehandhaafd bij besluit op bezwaar van 28 mei 2009, niet op deze kosten betrekking heeft.
4.4. Uit de gedingstukken leidt de Raad af dat de abonnementskosten van de vaste telefoonaansluiting van appellante ten tijde hier van belang € 13,-- per maand bedroegen.
Appellante heeft voor deze kosten bijzondere bijstand aangevraagd omdat zij in verband met het alarmeringsysteem in haar woning de beschikking moet hebben over een vaste telefoonaansluiting. Om die reden zijn deze abonnementskosten voor haar noodzakelijk en dit zijn voor appellante extra kosten, omdat zij gebruik maakt van haar mobiele telefoon. Bij besluit van 16 april 2009 heeft het College op basis van het gevoerde beleid aan appellante met ingang van 1 januari 2009 € 81,37 per maand aan bijzondere bijstand toegekend voor de extra kosten wegens haar chronische ziekte. Dit forfaitaire bedrag is onder meer bedoeld voor extra telefoonkosten. De Raad is niet gebleken dat dit forfaitaire bedrag aan bijzondere bijstand ontoereikend is om de abonnementskosten van appellante van haar vaste telefoonaansluiting te dekken. De gemachtigde van het College heeft ter zitting van de Raad erkend dat het toegekende forfaitaire bedrag aan bijzondere bijstand geen betrekking heeft op de kosten die appellante in de periode voorafgaande aan 1 januari 2009 heeft gemaakt. Namens het College is de bereidheid uitgesproken aan appellante bijzondere bijstand te verstrekken voor de abonnementskosten van haar vaste telefoonaansluiting in de maanden november en december 2008 ten bedrage van € 13,-- per maand. Naar het oordeel van de Raad wordt door het verstrekken van € 13,-- aan bijzondere bijstand over genoemde maanden volledig in deze abonnementskosten voorzien.
4.5. Uit hetgeen in 4.4 is overwogen vloeit voort dat de rechtbank de rechtsgevolgen van het door haar vernietigde besluit van 28 mei 2009 ten onrechte in stand heeft gelaten voor zover het betreft de afwijzing van de gevraagde bijzondere bijstand voor de kosten van het telefoonabonnement. De Raad ziet aanleiding onder toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat het College aan appellante over de maanden november en december 2008 € 13,-- per maand aan bijzondere bijstand verleent voor de kosten van het telefoonabonnement van appellante.
5. De Raad ziet tevens aanleiding het College te veroordelen in de proceskosten van appellante in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 437,-- voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraken voor zover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 28 mei 2009 inzake de afwijzing van bijzondere bijstand voor de kosten van het telefoonabonnement in stand blijven;
Bepaalt dat het College aan appellante over de maanden november en december 2008 € 13,-- per maand aan bijzondere bijstand verleent voor deze abonnementskosten;
Veroordeelt het College in de proceskosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van € 437,--;
Bepaalt dat het College aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 110,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.F Bandringa als voorzitter en O.L.H.W.I. Korte en C.G. Kasdorp als leden, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2011.
(get.) J.F. Bandringa.
(get.) R.L.G. Boot.
HD