ECLI:NL:CRVB:2011:BU2990

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-5903 AWBZ-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 november 2011 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 18 mei 2011. In die uitspraak werd het hoger beroep van appellante tegen een beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage niet-ontvankelijk verklaard, omdat het hogerberoepschrift te laat was ingediend. De laatste dag waarop het hogerberoepschrift tijdig kon worden ingediend was 27 oktober 2010, maar het poststempel op de enveloppe toonde aan dat het pas op 29 oktober 2010 was verzonden. De Raad oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, ook al had appellante de afhandeling van de procedure aan een familielid toevertrouwd, dat deze taak niet goed had uitgevoerd. De Raad benadrukte dat de gevolgen van het handelen of nalaten van derden in beginsel voor rekening komen van degene die zijn belangen aan die derden heeft toevertrouwd.

Tijdens de zitting op 27 september 2011 zijn partijen niet verschenen, ondanks voorafgaand bericht. De Raad heeft in zijn overwegingen bevestigd dat er geen reden was om aan te nemen dat appellante niet in verzuim was geweest. Het verzet werd ongegrond verklaard, en de Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 1 november 2011.

Uitspraak

10/5903 AWBZ-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 15 september 2010, 09/6437 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
Zorgkantoor Haaglanden
Datum uitspraak: 1 november 2011
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 18 mei 2011 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 18 mei 2011 heeft appellante verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 27 september 2011, waar partijen - met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 18 mei 2011 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was
27 oktober 2010. De enveloppe waarin het hogerberoepschrift is verzonden draagt het poststempel van 29 oktober 2010. Volgens vaste rechtspraak (ook) van de Raad moet er, behoudens tegenbewijs, van worden uitgegaan dat het op die dag ter post is bezorgd. Daarmee staat vast dat sprake is van termijnoverschrijding.
In het verzetschrift heeft appellante aangevoerd dat zij de afhandeling van de procedure had overgedragen aan een familielid. Door omstandigheden heeft dat familielid zijn taak niet goed uitgevoerd.
De Raad ziet hierin geen grond voor het oordeel dat het verzuim niet aan appellante kan worden tegengeworpen. Volgens vaste rechtspraak (ook) van de Raad dienen de gevolgen van het handelen of nalaten van derden in beginsel voor rekening te blijven van degene die de behartiging van zijn belangen aan die derden heeft toevertrouwd. De termijnoverschrijding is daarom niet verschoonbaar.
Het verzet moet ongegrond worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van verzet ziet de Raad geen aanleiding
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
1 november 2011.
(get.) T.G.M. Simons
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
TM