[Appellante], wonende te [woonplaats] te Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 mei 2010, 09/4647 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 30 september 2011
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2011. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
1.1. Appellante woont in Marokko en is vanaf 1997 gehuwd geweest met [naam echtgenoot]. De echtgenoot van appellante, geboren in 1960, woonde laatstelijk in Marokko en heeft aldaar met ingang van 24 februari 2002 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen. Op 18 januari 2009 is hij in Marokko overleden. In maart 2009 heeft appellante aan de Svb verzocht om een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aan haar toe te kennen.
1.2. Bij het besluit van 7 september 2009 (bestreden besluit) heeft de Svb zijn besluit van 19 mei 2009 gehandhaafd, waarbij is geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen op de grond dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Zij heeft gesteld dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden verzekerd was ingevolge de ANW, omdat hij op dat moment een WAO-uitkering ontving.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. Tussen partijen is in hoger beroep in geschil of de Svb terecht heeft geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen op de grond dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de ANW.
4.3. Ingevolge artikel 13 van de ANW is verzekerd krachtens die wet degene die ingezetene is of die geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Nu de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden in Marokko woonde en niet meer werkzaam was in Nederland, was hij toen op grond van deze bepaling niet verzekerd krachtens de ANW.
4.4. Voorts was op grond van artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen van
24 december 1998, Stb. 746, zoals dit artikel luidde tot 1 januari 2000, kort samengevat, ook verzekerd krachtens de volksverzekeringen degene die buiten Nederland is gaan wonen en op de dag van vertrek een bepaalde Nederlandse uitkering, zoals bijvoorbeeld een arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de WAO, ontving. Deze bepaling is met ingang van 1 januari 2000 vervallen. De echtgenoot van appellante is bij besluit van 27 september 2007 met ingang van
24 februari 2002 (wederom) een WAO-uitkering toegekend, maar dit kan er, gezien het vervallen van voornoemd artikel 26, niet toe leiden dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden verplicht verzekerd was voor de ANW.
4.5. De Raad stelt voorts vast dat de aanvraag van de echtgenoot van appellante tot toelating tot de vrijwillige verzekering bij besluit van de Svb van 21 januari 2009 is afgewezen. Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend, zodat in rechte vast is komen te staan dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet vrijwillig verzekerd was voor de ANW.
4.6. Tot slot stelt de Raad vast dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 22 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko geen aanspraak op een Nederlandse nabestaandenuitkering kan bestaan.
4.7. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries als voorzitter en E.E.V. Lenos en N.J.E.G. Cremers als leden, in tegenwoordigheid van H.L. Schoor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 september 2011.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par T.L. de Vries en qualité de président, et E.E.V. Lenos, et N.J.E.G. Cremers comme membres, en présence de H.L. Schoor en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 30 septembre 2011.
Les intéressés et les organes d'administration auront le droit à présenter une opposition écrite contre la présente décision, dans les six semaines suivantes à la notification de la copie, à la Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale), Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
L'intéressé présentant l'opposition pourra demander d'avoir l'opportunité d'être entendu sur son opposition.