ECLI:NL:CRVB:2011:BT1771

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-924 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de intrekking van het hoger beroep door de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: appellant) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 16 mei 2008 in een geschil tussen appellant en [Betrokkene] geoordeeld. Na een eerdere uitspraak van de Raad op 29 december 2009, die door de Hoge Raad der Nederlanden op 21 januari 2011 werd vernietigd, heeft appellant op 19 mei 2011 het hoger beroep ingetrokken.

Naar aanleiding van de intrekking heeft betrokkene verzocht om veroordeling van appellant in de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat appellant het hoger beroep heeft ingetrokken en dat er een verzoek is gedaan om vergoeding van de proceskosten. De Raad heeft vervolgens overwogen dat, op basis van artikel 21a van de Beroepswet, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten.

De Raad heeft geoordeeld dat appellant in de kosten moet worden veroordeeld die betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met deze procedure. De kosten zijn begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand. De Raad heeft echter vastgesteld dat de gevorderde kosten voor de eigen bijdrage in verband met een afgegeven toevoeging niet voor vergoeding in aanmerking komen, aangezien dit niet is voorzien in de bijlage van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 september 2011. De Centrale Raad van Beroep heeft appellant veroordeeld in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 644,-, te betalen aan de griffier van de Raad.

Uitspraak

11/924 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 21a van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 mei 2008, 07/70,
in het geding tussen:
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
appellant.
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad van 2 september 2009. De Raad heeft uitspraak gedaan op 29 december 2009.
Tegen deze uitspraak is namens betrokkene beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Bij arrest van 21 januari 2011 heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van de Raad vernietigd en het geding teruggewezen naar de Raad. Tevens heeft de Hoge Raad beslissingen genomen over proceskosten en griffierecht in cassatie.
Bij brief van 19 mei 2011 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken.
Bij brief van 4 juli 2011 heeft mr. A.W.J. van der Meer, advocaat, namens betrokkene een ingevuld en ondertekend Formulier proceskosten aan de Raad geretourneerd en tevens verzocht om vergoeding van de in verband met de afgegeven toevoeging betaalde eigen bijdrage.
Appellant heeft bij brief 15 juli 2011 aangegeven geen verweer te zullen voeren.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Artikel 21a, eerste lid, eerste volzin, van de Beroepswet bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden veroordeeld in de proceskosten.
De Raad stelt vast dat appellant het hoger beroep heeft ingetrokken en dat namens betrokkene een verzoek om veroordeling van appellant in de proceskosten van betrokkene is gedaan.
De Raad ziet aanleiding om appellant te veroordelen in de kosten die betrokkene in verband met deze procedure redelijkerwijs heeft moeten maken. Aangezien de rechtbank reeds heeft beslist omtrent de in beroep gemaakte kosten en de Hoge Raad omtrent de in cassatie gemaakte kosten, staat de Raad enkel voor de beoordeling van de vergoeding van de in hoger beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand.
In de bijlage van het Besluit proceskosten bestuursrecht is een limitatieve opsomming gegeven van de proceshandelingen waarvoor een forfaitaire vergoeding kan worden toegewezen. In vergoeding van de in verband met een afgegeven toevoeging te betalen eigen bijdrage zoals namens betrokkene is verzocht, is daarbij niet voorzien. De Raad stelt dan ook vast dat deze gevorderde kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Veroordeelt appellant in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 644,-, te betalen aan de griffier van de Raad.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 september 2011.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) T.J. van der Torn.
IvR