ECLI:NL:CRVB:2011:BR6670

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/87 AOW + 10/101 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake nabestaandenuitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 september 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 31 december 2008. Verzoekster, woonachtig in Marokko, had eerder een verzoek om herziening ingediend, dat op 3 december 2009 was afgewezen. In haar nieuwe verzoek, ingediend op 15 december 2009, stelde verzoekster dat haar ten onrechte geen nabestaandenuitkering was toegekend. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft hierop gereageerd en het verzoek is behandeld tijdens een zitting op 12 augustus 2011, waarbij verzoekster niet aanwezig was, maar de Svb vertegenwoordigd was door J.Y. van den Berg.

De Raad overweegt dat het verzoek om herziening alleen kan worden toegewezen op basis van nieuwe feiten of omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad concludeert dat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die een herziening rechtvaardigen. De omstandigheden die verzoekster aanvoert, zijn eerder al in de procedure naar voren gebracht en kunnen daarom niet opnieuw worden ingediend. De Raad wijst het verzoek om herziening af en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in aanwezigheid van griffier E. Heemsbergen, en is openbaar uitgesproken op 2 september 2011. De Raad bevestigt dat de eerdere uitspraak van 31 december 2008, waarin het beroep tegen een besluit van de Svb ongegrond werd verklaard, in stand blijft.

Uitspraak

10/87 AOW en 10/101 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van:
[Verzoekster], wonende te Marokko (hierna: verzoekster),
om herziening van de uitspraak van de Raad van 31 december 2008, 08/1164 en 08/4039,
in het geding tussen:
verzoekster
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 2 september 2011
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak van 31 december 2008 heeft de Raad bevestigd de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
22 januari 2008, nr. 06/3348, en is het beroep gericht tegen het nadere besluit van de Svb van 8 juli 2008 ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 december 2009 heeft de Raad een verzoek om herziening van de uitspraak van 31 december 2008 afgewezen.
Verzoekster heeft bij brief van 15 december 2009 wederom een verzoek om herziening ingediend.
Door de Svb is op dit verzoek om herziening een reactie ingezonden.
Het verzoek is behandeld ter zitting van de Raad op 12 augustus 2011. Verzoekster is daar niet verschenen en de Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad stelt voorop dat het door verzoekster bij brief van 15 december 2009 ingediende verzoek aangemerkt moet worden als een verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 31 december 2008, nu daarin expliciet wordt aangegeven dat ten onrechte geen nabestaandenuitkering aan verzoekster is toegekend. Daarbij wijst de Raad erop dat al eerder is overwogen, onder meer in de uitspraak van 18 mei 2006 (LJN AX6446) dat op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) immer van een oorspronkelijke uitspraak herziening kan worden gevraagd.
2. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Awb kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3. Verzoekster heeft in haar verzoek om herziening aangevoerd dat zij het niet eens is met de uitspraak van de Raad van
31 december 2008, omdat zij meent aanspraak te kunnen maken op een nabestaandenuitkering.
4. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb juncto artikel 21 van de Beroepswet, een hernieuwde discussie over de betrokken uitspraak te openen. Het verzoek om herziening dient dan ook te worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat namens verzoekster enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in genoemde bepalingen van de Awb, naar voren is gebracht. Daarbij wijst de Raad erop dat de door verzoekster aangevoerde omstandigheden ook al naar voren zijn gebracht in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van 31 december 2008.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 september 2011.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) E. Heemsbergen.
EV