ECLI:NL:CRVB:2011:BR5360
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens te late betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2011 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar hoger beroep. Appellante, woonachtig in Marokko, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 december 2010. De Raad had eerder, op 15 april 2011, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellante heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij zij aanvoerde dat zij in behoeftige omstandigheden verkeert en verzocht om vrijstelling van het griffierecht.
Tijdens de zitting van 8 augustus 2011 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht niet tijdig was voldaan, ondanks het verzoek van appellante om een nieuwe acceptgirokaart. Het griffierecht was pas op 3 juni 2011 verzonden en op 17 juni 2011 door de Raad ontvangen, wat na de gestelde termijn was. De Raad oordeelde dat appellante geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die haar te late betaling konden rechtvaardigen.
De Raad heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en dat het griffierecht van € 111,- aan appellante zal worden terugbetaald. Er is geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter T.G.M. Simons en griffier D.W.M. Kaldenhoven.