ECLI:NL:CRVB:2011:BR5360

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-634 ANW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens te late betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2011 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar hoger beroep. Appellante, woonachtig in Marokko, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 december 2010. De Raad had eerder, op 15 april 2011, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellante heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij zij aanvoerde dat zij in behoeftige omstandigheden verkeert en verzocht om vrijstelling van het griffierecht.

Tijdens de zitting van 8 augustus 2011 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht niet tijdig was voldaan, ondanks het verzoek van appellante om een nieuwe acceptgirokaart. Het griffierecht was pas op 3 juni 2011 verzonden en op 17 juni 2011 door de Raad ontvangen, wat na de gestelde termijn was. De Raad oordeelde dat appellante geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die haar te late betaling konden rechtvaardigen.

De Raad heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en dat het griffierecht van € 111,- aan appellante zal worden terugbetaald. Er is geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter T.G.M. Simons en griffier D.W.M. Kaldenhoven.

Uitspraak

11/634 ANW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (Marokko), (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 december 2010, 09/2523 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
Datum uitspraak: 18 augustus 2011
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 15 april 2011 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 15 april 2011 heeft appellante verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 8 augustus 2011, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 15 april 2011 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 7 maart 2011 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
Bij brief van 6 april 2011, met poststempel 7 april 2011, bij de Raad ontvangen op 18 april 2011, heeft appellante verzocht om vrijstelling van het verschuldigde griffierecht omdat zij in behoeftige omstandigheden verkeert.
In het verzetschrift heeft appellante verklaard dat zij bereid is om het verschuldigde griffierecht alsnog te voldoen en heeft zij verzocht om toezending van een nieuwe acceptgirokaart. Aan dit verzoek heeft de Raad geen gevolg gegeven. Appellante heeft het griffierecht vervolgens op 3 juni 2011 per post aan de Raad gezonden, waar het op 17 juni 2011 is ontvangen.
Vaststaat dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. In het verzetschrift heeft appellante geen feiten of omstandigheden aangevoerd die leiden tot het oordeel dat de te late betaling van het griffierecht haar niet kan worden verweten. De Raad stelt verder vast dat de brief van appellante van 6 april 2011 is gedateerd en ter post bezorgd op data die zijn gelegen na het verstrijken van de termijn.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht (€ 111,-) zal door de griffier van de Raad aan appellante worden terugbetaald.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2011.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
EV
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Déclare le recours non fondé.
Par conséquent, décidée par T.G.M. Simons, en présence de D.W.M. Kaldenhoven en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 18 août 2011.