ECLI:NL:CRVB:2011:BR5154
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Ongegrond verklaring van verzet inzake griffierecht in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 augustus 2011 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 2 februari 2011. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 juli 2010, maar zijn hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Appellant had het griffierecht, dat binnen vier weken na de datum van de aangetekende brief van 3 december 2010 moest worden voldaan, pas op 3 januari 2011 betaald, wat buiten de gestelde termijn viel.
Tijdens de zitting van 8 augustus 2011, waar het verzet werd behandeld, waren de vertegenwoordigers van het Uwv niet aanwezig. De Raad overwoog dat appellant in zijn verzetschrift had aangegeven dat hij een leesfout had gemaakt en dacht dat het griffierecht binnen zes weken na de dagtekening van de brief moest worden betaald. De Raad oordeelde echter dat het verzuim aan appellant kon worden tegengeworpen, aangezien de voorwaarden duidelijk in de brief waren vermeld.
De Raad verklaarde het verzet ongegrond en besloot dat het te laat betaalde griffierecht van € 111,- aan appellant zou worden terugbetaald. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door T.G.M. Simons, met D.W.M. Kaldenhoven als griffier.