ECLI:NL:CRVB:2011:BR5147

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-4789 WW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep inzake WW-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 augustus 2011 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 8 december 2010, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. Appellant, vertegenwoordigd door mr. J.J.M. Boot, had verzocht om verlenging van de termijn voor het indienen van de gronden van het hoger beroep. De Raad had appellant in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken de gronden aan te voeren, maar appellant heeft deze termijn overschreden zonder tijdig om uitstel te vragen.

De gemachtigde van appellant stelde in het verzetschrift dat hij de brief van de Raad van 28 oktober 2010, waarin de termijn was verlengd, niet had ontvangen. De Raad heeft echter vastgesteld dat de brief op 30 oktober 2010 was afgeleverd en dat er geen bewijs was dat de brief niet was ontvangen. De Raad concludeerde dat het de gemachtigde duidelijk had moeten zijn dat hij een reactie van de Raad zou ontvangen op zijn verzoek om verlenging van de termijn.

De Centrale Raad van Beroep heeft het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige communicatie en het naleven van termijnen in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

10/4789 WW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 16 juli 2010, 09/3237 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 17 augustus 2011
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 8 december 2010 heeft de Raad het namens appellant door mr. J.J.M. Boot, advocaat te Steenbergen, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 8 december 2010 heeft mr. Boot namens appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 8 augustus 2011, waar partijen - het Uwv met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 8 december 2010 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet de gronden van het hoger beroep bevat en dat (de gemachtigde van) appellant dit verzuim niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft hersteld.
Bij brief van 1 september 2010 heeft de Raad de gemachtigde van appellant in de gelegenheid gesteld binnen vier weken de gronden van het hoger beroep aan te voeren. Bij brief van 29 september 2010 heeft de gemachtigde om uitstel verzocht. Daarop is de termijn verlengd tot en met 27 oktober 2010. Bij brief van 27 oktober 2010 heeft de gemachtigde om nader uitstel verzocht. Bij - aangetekend verzonden - brief van 28 oktober 2010 heeft de Raad de termijn met vier weken verlengd. Daarbij is medegedeeld dat overschrijding van de termijn kan leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.
In het verzetschrift heeft de gemachtigde van appellant gesteld dat hij de brief van de Raad van 28 oktober 2010 niet heeft ontvangen, zodat appellant niet kan worden verweten dat de gronden van het hoger beroep niet binnen de in de brief van 28 oktober 2010 gestelde termijn zijn ingediend.
De Raad stelt allereerst vast dat ervan moet worden uitgegaan dat de brief van de Raad van 28 oktober 2010 de gemachtigde van appellant heeft bereikt. Uit het verzendregister van de Raad blijkt dat op 28 oktober 2010 een aangetekende brief is verzonden aan de geadresseerde Boot te Steenbergen in de zaak met het registratienummer 10/4789 WW. Uit informatie van TNT Post blijkt dat deze brief op 30 oktober 2010 bij de geadresseerde is afgeleverd. De brief is ook niet terugontvangen bij de Raad.
De Raad merkt vervolgens op dat het de gemachtigde van appellant duidelijk had moeten zijn dat hij een reactie van de Raad zou ontvangen op het bij zijn brief van 27 oktober 2010 gedane verzoek om - verdere - verlenging van de termijn voor het indienen van de gronden van het hoger beroep. Het had dan ook op de weg van de gemachtigde gelegen om - tijdig - bij de Raad te informeren naar de stand van zaken met betrekking tot zijn verzoek.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2011.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
EV