ECLI:NL:CRVB:2011:BR5141
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake bijzondere bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 augustus 2011 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 10 mei 2011, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellant, vertegenwoordigd door mr. J.S. Vlieger, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 november 2010, waarin werd geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die verlening van bijzondere bijstand met terugwerkende kracht rechtvaardigden. De Raad heeft in zijn eerdere uitspraak geoordeeld dat het hogerberoepschrift niet de benodigde gronden bevatte en dat appellant dit verzuim niet tijdig had hersteld.
Echter, na het indienen van het verzetschrift heeft de Raad opnieuw naar de zaak gekeken. De Raad kwam tot de conclusie dat het hogerberoepschrift wel degelijk de gronden van het hoger beroep bevatte. Appellant had voldoende duidelijk gemaakt waarom hij het niet eens was met de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de eerdere uitspraak van 10 mei 2011, die het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaarde, niet kon standhouden.
Daarom verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet gegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek naar het hoger beroep wordt voortgezet. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.