ECLI:NL:CRVB:2011:BR5141

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-215 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake bijzondere bijstand

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 augustus 2011 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 10 mei 2011, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellant, vertegenwoordigd door mr. J.S. Vlieger, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 november 2010, waarin werd geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die verlening van bijzondere bijstand met terugwerkende kracht rechtvaardigden. De Raad heeft in zijn eerdere uitspraak geoordeeld dat het hogerberoepschrift niet de benodigde gronden bevatte en dat appellant dit verzuim niet tijdig had hersteld.

Echter, na het indienen van het verzetschrift heeft de Raad opnieuw naar de zaak gekeken. De Raad kwam tot de conclusie dat het hogerberoepschrift wel degelijk de gronden van het hoger beroep bevatte. Appellant had voldoende duidelijk gemaakt waarom hij het niet eens was met de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de eerdere uitspraak van 10 mei 2011, die het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaarde, niet kon standhouden.

Daarom verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet gegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek naar het hoger beroep wordt voortgezet. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

11/215 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 november 2010, 10/3690 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam
Datum uitspraak: 17 augustus 2011
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 10 mei 2011 heeft de Raad het namens appellant door mr. J.S. Vlieger, advocaat te Amsterdam, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 10 mei 2011 heeft mr. Vlieger namens appellant verzet gedaan.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 10 mei 2011 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet de gronden van het hoger beroep bevat, en dat (de gemachtigde van) appellant dit verzuim niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft hersteld.
De Raad is, mede naar aanleiding van hetgeen in het verzetschrift is aangevoerd, tot het nadere oordeel gekomen dat het hogerberoepschrift wel (de) gronden van het hoger beroep bevat. Het hogerberoepschrift vermeldt onder meer: “Met dit besluit kan appellant zich niet verenigen. Ten onrechte heeft de rechtbank beslist dat er geen sprake zou zijn van bijzondere omstandigheden die verlening van bijzondere bijstand met terugwerkende kracht zouden rechtvaardigen.” In het licht van hetgeen in beroep bij de rechtbank op dit punt aan gronden is aangevoerd en het daarover door de rechtbank in de aangevallen uitspraak uitdrukkelijk gegeven oordeel, is hiermee voldoende duidelijk gemaakt waarom appellant zich met de aangevallen uitspraak niet kan verenigen.
Het verzet dient gegrond te worden verklaard.
Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 10 mei 2011 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet bestaat in dit geval geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2011.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
EV