ECLI:NL:CRVB:2011:BR4428

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6291 WWB-V + 10-6292 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2011 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 7 juni 2011. In die uitspraak was het hoger beroep van appellante tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank had op 22 november 2010 een ongedateerde brief van appellante ontvangen, die op 9 december 2010 was doorgestuurd naar de Raad. In deze brief gaf appellante aan op welke gronden zij het niet eens was met de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de eerdere uitspraak berustte op de overweging dat het ingediende hogerberoepschrift niet de benodigde gronden bevatte en dat appellante dit verzuim niet tijdig had hersteld. Echter, na beoordeling van de gedingstukken kwam de Raad tot de conclusie dat er geen sprake was van een verzuim, waardoor de toepassing van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onterecht was. Het verzet werd gegrond verklaard, wat betekende dat de eerdere uitspraak van 7 juni 2011 verviel en het onderzoek in de oorspronkelijke stand werd voortgezet. De Raad oordeelde dat er geen kosten waren waarop een veroordeling in de proceskosten van het verzet betrekking kon hebben.

Uitspraak

10/6291 WWB-V
10/6292 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 oktober 2010, 08/3152 en 09/825 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen
Datum uitspraak: 8 augustus 2011
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 21 van de Beroepswet van 7 juni 2011 heeft de Raad het door appellante bij brief van 18 oktober 2010 ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 7 juni 2011 heeft appellante verzet gedaan.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 7 juni 2011 berust op de overwegingen dat het ingediende hogerberoepschrift niet de gronden van het hoger beroep bevat en dat appellante dit verzuim niet binnen de daartoe op grond van artikel 6:6 van de Awb gestelde termijn, die eindigde op 24 januari 2011, heeft hersteld.
Uit de gedingstukken blijkt dat de rechtbank Amsterdam op 22 november 2010 een - ongedateerde - brief van appellante heeft ontvangen, welke brief op 9 december 2010 is doorgezonden aan de Raad. In die brief heeft appellante onder meer aangegeven op welke gronden zij zich niet met de aangevallen uitspraak kan verenigen.
Gelet hierop komt de Raad tot het nadere oordeel dat geen sprake is van een verzuim, zodat ten onrechte toepassing is gegeven aan artikel 6:6 van de Awb.
Het verzet dient gegrond te worden verklaard.
Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 7 juni 2011 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Van kosten waarop een veroordeling in de proceskosten van het verzet betrekking kan hebben, is niet gebleken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2011.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.