ECLI:NL:CRVB:2011:BR4425

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-4044 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake sociale zekerheidswetgeving

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2011 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 19 oktober 2010, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De appellant had beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 februari 2010. De Raad oordeelde dat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de laatste dag voor indiening 9 april 2010 was en het hogerberoepschrift pas op 16 juli 2010 was ontvangen. Appellant stelde dat hij het hogerberoepschrift op 5 april 2010 ter post had bezorgd, maar kon dit niet bewijzen. Hij beweerde ook dat hij op 14 mei 2010 telefonisch contact had gehad met de griffie van de Raad, maar dit kon niet kloppen omdat de Raad op die dag gesloten was.

Tijdens de zitting op 4 juli 2011 waren partijen niet verschenen. De Raad concludeerde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat het hogerberoepschrift op de juiste datum was verzonden en dat er geen bewijs was van de verzending. De Raad verklaarde het verzet ongegrond en gaf geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op 8 augustus 2011.

Uitspraak

10/4044 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 februari 2010, 09/4224 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam
Datum uitspraak: 8 augustus 2011
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 19 oktober 2010 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 19 oktober 2010 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 4 juli 2011, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 19 oktober 2010 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend. De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 9 april 2010. Het hogerberoepschrift is gedateerd 5 april 2010. De enveloppe waarin het per post is verzonden, draagt het poststempel 15 juli 2010. Het hogerberoepschrift is op 16 juli 2010 bij de Raad ontvangen.
In het verzetschrift heeft appellant verklaard dat hij het hogerberoepschrift op 5 april 2010 ter post heeft bezorgd en dat het hogerberoepschrift bij de Raad is zoekgeraakt. Appellant heeft daarbij aangegeven dat hij op vrijdag 14 mei 2010 heeft gebeld met een medewerker van (de griffie van) de Raad. Deze medewerker heeft appellant toen medegedeeld dat zijn hogerberoepschrift bij de Raad was zoekgeraakt maar dat het inmiddels was gevonden en dat appellant een ontvangstbevestiging zou krijgen. Appellant heeft daarna nog een aantal keren met (de griffie van) de Raad gebeld. Op 14 juli 2010 heeft appellant telefonisch vernomen dat het hogerberoepschrift niet bij de Raad was ontvangen, waarna hij het op 15 juli 2010 nogmaals heeft verzonden.
De Raad is van oordeel dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat het hogerberoepschrift op 5 april 2010 is verzonden. Appellant heeft geen bewijsstuk(ken) overgelegd waaruit de (aangetekende) verzending van zijn hogerberoepschrift kan worden afgeleid. De Raad stelt verder vast dat het telefoongesprek van appellant op vrijdag 14 mei 2010 met de griffie van de Raad, waarin aan appellant zou zijn medegedeeld dat het hogerberoepschrift was ontvangen, niet kan hebben plaatsgevonden aangezien de Raad op vrijdag 14 mei 2010 was gesloten.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2011.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.