ECLI:NL:CRVB:2011:BR4296
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Korting op AOW en toeslag wegens onverzekerde jaren
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 augustus 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in beroep ging tegen een beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over zijn AOW-pensioen en toeslag. Appellant, geboren op 1 juli 1944, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Svb waarin een korting van 86% op zijn AOW-pensioen en 58% op de AOW-toeslag voor zijn echtgenote was toegepast, vanwege 43 respectievelijk 29 niet-verzekerde jaren. De Svb had in haar besluit van 20 juli 2009 het bezwaar van appellant ongegrond verklaard, wat leidde tot de rechtszaak.
De rechtbank Amsterdam had in een eerdere uitspraak op 17 juni 2010 het beroep van appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de Svb voldoende onderzoek had verricht naar de verzekerde jaren van appellant en dat er geen relevante informatie was gevonden die de stelling van appellant kon onderbouwen. Appellant had tijdens de zitting op 24 juni 2011 niet laten blijken dat hij aanwezig zou zijn, terwijl de Svb zich liet vertegenwoordigen door A. van der Weerd.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat de aangevallen uitspraak onjuist was en dat de Svb opnieuw onderzoek moest doen. De Raad voor de Rechtspraak onderschreef echter de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellant geen nieuwe informatie had ingebracht die de stelling dat het aantal verzekerde jaren onjuist was, kon onderbouwen. De Raad bevestigde daarom de eerdere uitspraak van de rechtbank en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.