[Appellante], wonende te [woonplaats], Spanje (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 december 2010, 10/3130 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 5 augustus 2011
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2011. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door A. van der Weerd.
1.1. Bij besluit van 6 januari 2010 heeft de Svb aan appellante medegedeeld dat aan haar geen pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet wordt toegekend omdat zij voor die wet niet verzekerd is geweest.
1.2. Bij beslissing op bezwaar van 18 mei 2010 (hierna: bestreden besluit) heeft de Svb het door appellante gemaakte bezwaar tegen het besluit van 6 januari 2010 ongegrond verklaard.
2.1. Bij brief gedateerd 28 juni 2010, door de rechtbank ontvangen op 6 juli 2010, heeft appellante beroep ingesteld bij de rechtbank. Op de enveloppe is een poststempel van de Spaanse posterijen van 2 juli 2010 geplaatst.
2.2. Bij brief van 27 juli 2010 heeft de rechtbank appellante gevraagd naar de redenen voor het overschrijden van de beroepstermijn. In reactie hierop heeft appellante aan de rechtbank medegedeeld dat zij van 16 mei tot en met 26 juni 2010 op vakantie was in Frankrijk en dat zij daarom niet tijdig beroep heeft kunnen indienen.
2.3. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het beroepschrift, gezien de poststempel op de enveloppe van 2 juli 2010, eerst na het einde van de beroepstermijn is ingediend. In hetgeen appellante heeft aangevoerd als reden voor de termijnoverschrijding heeft de rechtbank geen aanleiding gezien de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De omstandigheid dat appellante heeft verzuimd om een adequate postregeling te treffen gedurende haar verblijf in het buitenland, waardoor zij mogelijk te laat van het bestreden besluit heeft kunnen kennisnemen, moet volgens de rechtbank voor haar eigen rekening en risico komen.
3. De Raad overweegt als volgt.
3.1. Tussen partijen is niet in geschil dat appellante haar beroepschrift op 2 juli 2010 ter post heeft bezorgd. De Raad stelt vast dat het beroepschrift na afloop van de termijn, eindigend op 29 juni 2010, is ingediend. Een na afloop van die termijn ingediend beroepschrift wordt niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest. Evenals de rechtbank ziet de Raad geen aanleiding om in het onderhavige geval de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad, onder meer neergelegd in zijn uitspraak van 13 augustus 2002, LJN AE7076, dient een betrokkene die voor langere tijd afwezig is, toereikende maatregelen te treffen ter behartiging van de eigen belangen. Als wordt nagelaten om adequate maatregelen te treffen om tegen een of meer eventueel in de vakantie te ontvangen besluiten tijdig beroep in te stellen - op al dan niet nader aan te geven gronden - , moet dit in het algemeen gesproken voor rekening en risico van appellante blijven. De omstandigheid dat appellante weinig ervaring heeft met het voeren van procedures leidt de Raad niet tot een ander oordeel.
3.2. Gelet op het hiervoor overwogene kan de Raad niet toekomen aan een beoordeling van de inhoudelijke grieven die appellante tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd.
3.3. Het vorenstaande leidt de Raad tot de slotsom dat het hoger beroep niet kan slagen en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van M.R. van der Vos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2011.