ECLI:NL:CRVB:2011:BR1373

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-4555 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens termijnoverschrijding in Wubo-zaak

In deze zaak heeft appellant, geboren in 1936 in het voormalige Nederlands-Indië, beroep ingesteld tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad (voorheen de Raadskamer WUBO) van 5 juli 2010, waarbij zijn bezwaar tegen een eerdere afwijzing van zijn aanvraag voor een periodieke uitkering op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellant had in oktober 2009 een hernieuwde aanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen op 13 januari 2010. Vervolgens heeft hij op 13 april 2010 bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd te laat ingediend, waardoor de termijn van zes weken, zoals voorgeschreven in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), was overschreden.

Tijdens de zitting op 26 mei 2011 was appellant niet aanwezig, maar zijn gemachtigde heeft de situatie toegelicht. Appellant had aangegeven geestelijk niet in staat te zijn om tijdig bezwaar te maken en had geworsteld met de beslissing. De Pensioen- en Uitkeringsraad heeft echter, na advies van een geneeskundig adviseur, geconcludeerd dat er geen ernstige klachten waren die appellant verhinderden om tijdig bezwaar in te dienen.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 7 juli 2011 geoordeeld dat de Raad de Pensioen- en Uitkeringsraad kan volgen in de beslissing om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Er was geen medische situatie die de termijnoverschrijding kon rechtvaardigen. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en er waren geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van griffier J. de Jong.

Uitspraak

10/4555 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, thans: de Pensioen- en Uitkeringsraad, (hierna: verweerder)
Datum uitspraak: 7 juli 2011
I. PROCESVERLOOP
Dit geding, dat aanvankelijk is gevoerd door de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR), is in verband met een wijziging van taken, zoals neergelegd in de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen (Wet van 15 april 2010, Stb. 2010, 182), voortgezet door de Pensioen- en Uitkeringsraad als bedoeld in die wet. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van verweerder wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de -voormalige- Raadskamer WUBO van de PUR.
Appellant heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 5 juli 2010, kenmerk BZ01178364. Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo), verder: bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 mei 2011, waar appellant niet is verschenen, zoals tevoren was gemeld. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Sociale verzekeringsbank.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant, geboren in 1936 in het voormalige Nederlands-Indië, heeft in oktober 2009 een hernieuwde aanvraag ingediend om in aanmerking te worden gebracht voor een periodieke uitkering en/of voorzieningen op grond van de Wubo. Bij besluit van verweerder van 13 januari 2010 is hierop afwijzend beslist.
1.2. Bij brief van 13 april 2010, door verweerder ontvangen op 14 april 2010, is namens appellant bezwaar gemaakt tegen het onder 1.1 genoemde besluit. Verwezen is naar een telefoongesprek waarin appellant heeft uitgelegd waarom hij te laat bezwaar heeft gemaakt. Desgevraagd heeft de gemachtigde van appellant nog aangegeven dat appellant geestelijk niet in staat is geweest om eerder bezwaar aan te tekenen. Hij heeft de beslissing weggelegd en heeft ermee geworsteld of hij nu wel of niet bezwaar moest instellen. Hij heeft daar nachtmerries van gehad en vervolgens de beslissing voor zich uitgeschoven en pas na het verstrijken van de bezwaartermijn contact met zijn gemachtigde gezocht. Verzocht is de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
1.3. Verweerder heeft, nadat advies was ingewonnen bij een geneeskundig adviseur van verweerder, bij het bestreden besluit het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorgeschreven termijn van zes weken voor het indienen van bezwaar. Hierbij is overwogen dat, gelet op het advies van de geneeskundig adviseur, uit de gegevens niet blijkt dat er sprake is geweest van ernstige klachten die appellant hebben verhinderd om tijdig een (voorlopig) bezwaarschrift in te dienen.
2. De Raad kan verweerder hierin volgen. Er blijkt niet van een medische situatie en zodanig ernstige klachten bij appellant dat hij niet eerder een (voorlopig) bezwaarschrift had kunnen indienen of eerder zijn gemachtigde had kunnen benaderen om dit te doen.
3. Gezien het vorenstaande dient het beroep van appellant ongegrond te worden verklaard.
4. De Raad acht ten slotte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2011.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) J. de Jong.
HD