ECLI:NL:CRVB:2011:BR1135

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-3354 WAJONG-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake WAJONG-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juli 2011 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 29 september 2010, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellante, vertegenwoordigd door mr. E. Yeniasci, had verzet aangetekend tegen deze niet-ontvankelijk verklaring, omdat zij stelde dat de uitspraak niet tijdig was ontvangen. De Raad heeft vastgesteld dat de aangevallen uitspraak op 7 april 2010 per aangetekende brief was verzonden naar de toenmalige gemachtigde van appellante. Volgens informatie van TNT Post was de brief op 8 april 2010 aangeboden, maar niet terugontvangen door de rechtbank. De gemachtigde van appellante had op 18 mei 2010 contact opgenomen met de rechtbank, waarna een kopie van de uitspraak op 21 mei 2010 was verzonden.

De Raad oordeelde dat het op de weg van de geadresseerde lag om aan te tonen dat er geen sprake was van een regelmatige aanbieding door TNT Post. De argumenten van de gemachtigde werden niet als toereikend beschouwd. De Raad concludeerde dat de termijn voor het indienen van het hogerberoepschrift op 19 mei 2010 was verstreken en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en werd er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

10/3354 WAJONG-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 7 april 2010, 09/5860
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 7 juli 2011
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 29 september 2010 heeft de Raad het namens appellante door mr. J.W. Boogaardt, advocaat te Wassenaar, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 29 september 2010 heeft mr. E. Yeniasci, advocaat te Den Haag, namens appellante verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 4 juli 2011, waar partijen - het Uwv met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 29 september 2010 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat (de toenmalige gemachtigde van) appellante niet in verzuim is geweest.
Het beroep van appellante is behandeld ter zitting van de rechtbank van 24 februari 2010. De aangevallen uitspraak is bij aangetekende brief van (woensdag) 7 april 2010 aan het - juiste - adres van de toenmalige gemachtigde van appellante verzonden. Uit door de rechtbank bij TNT Post opgevraagde informatie komt naar voren dat die brief op (donderdag) 8 april 2010 bij de geadresseerde is aangeboden. De brief is bij de rechtbank niet terugontvangen. De toenmalige gemachtigde van appellante heeft op of kort voor 18 mei 2010 telefonisch contact opgenomen met de rechtbank en geïnformeerd naar de aangevallen uitspraak. Naar aanleiding daarvan heeft de rechtbank bij faxbericht van 21 mei 2010 een kopie van de aangevallen uitspraak toegezonden. Het hogerberoepschrift is ingediend op 10 juni 2010.
De toenmalige gemachtigde van appellante heeft aangevoerd dat de brief van 7 april 2010 niet is ontvangen en dat door TNT Post ook geen afhaalbericht is achtergelaten. De hogerberoepstermijn is daarom pas gaan lopen op 22 mei 2010 (de dag na die waarop de kopie van de aangevallen uitspraak is ontvangen) zodat van termijnoverschrijding geen sprake is.
De Raad volgt dit betoog niet. In de gegeven omstandigheden ligt het op de weg van de geadresseerde van de brief van 7 april 2010 om feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten dan wel anderszins geen sprake is geweest van een regelmatige aanbieding door TNT Post aan diens adres. Hetgeen de gemachtigde van appellante naar voren heeft gebracht, is daarvoor niet toereikend. De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend was derhalve 19 mei 2010.
Van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, is niet gebleken.
Dit betekent dat het verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2011.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
EV