als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (Marokko) (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2011, 10/2515 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank.
Datum uitspraak: 1 juli 2011
Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
In artikel 22 van de Beroepswet is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven.
Bij brief van 14 maart 2011 is appellante erop gewezen dat een griffierecht van € 112,- is verschuldigd, en is meegedeeld dat het verschuldigde bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de bankrekening van de Centrale Raad van Beroep moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 14 april 2011 is appellante nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn kan leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.
Bij schrijven van 29 april 2011 deelt appellante de Raad mee dat zij het verschuldigde griffierecht al heeft voldaan. Appellante voert aan dat zij met een brief van 5 april 2011, welke zij in afschrift heeft bijgevoegd, een bedrag van € 115,- heeft bijgesloten en naar de Raad heeft toegezonden.
De brief van 5 april 2011 en het bijgesloten bedrag van € 115,- is niet door de Raad ontvangen.
De Raad stelt vast dat het griffierecht niet binnen de termijn is betaald.
Nu op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest, acht de Raad het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep;
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van C. Tersteeg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2011.
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
Déclare le recours interjeté non-recevable.
Par conséquent, décidée par T.L. de Vries en présence de C. Tersteeg en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 1 juillet 2011.
Les intéressés et les organes d'administration auront le droit à présenter une opposition écrite contre la présente décision, dans les six semaines suivantes à la notification de la copie, à la Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale), Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
L'intéressé présentant l'opposition pourra demander d'avoir l'opportunité d'être entendu sur son opposition.