ECLI:NL:CRVB:2011:BR0145

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-1494 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2011. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellante niet tijdig het verschuldigde griffierecht heeft betaald. Appellante heeft aangevoerd dat zij op 5 april 2011 een bedrag van € 115,- heeft bijgevoegd bij een brief aan de Raad, maar deze is niet ontvangen. De Raad heeft appellante in een eerdere brief op 14 maart 2011 gewezen op de verplichting om het griffierecht van € 112,- binnen 28 dagen te betalen. Ondanks een herinnering op 14 april 2011, heeft appellante het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan. De Raad concludeert dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat er geen bewijs is dat appellante niet in verzuim is geweest. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van C. Tersteeg als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 juli 2011.

Uitspraak

11/1494 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (Marokko) (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2011, 10/2515 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank.
Datum uitspraak: 1 juli 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
II. OVERWEGINGEN
In artikel 22 van de Beroepswet is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven.
Bij brief van 14 maart 2011 is appellante erop gewezen dat een griffierecht van € 112,- is verschuldigd, en is meegedeeld dat het verschuldigde bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de bankrekening van de Centrale Raad van Beroep moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 14 april 2011 is appellante nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn kan leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.
Bij schrijven van 29 april 2011 deelt appellante de Raad mee dat zij het verschuldigde griffierecht al heeft voldaan. Appellante voert aan dat zij met een brief van 5 april 2011, welke zij in afschrift heeft bijgevoegd, een bedrag van € 115,- heeft bijgesloten en naar de Raad heeft toegezonden.
De brief van 5 april 2011 en het bijgesloten bedrag van € 115,- is niet door de Raad ontvangen.
De Raad stelt vast dat het griffierecht niet binnen de termijn is betaald.
Nu op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest, acht de Raad het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van C. Tersteeg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2011.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) C. Tersteeg.
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
KR
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Déclare le recours interjeté non-recevable.
Par conséquent, décidée par T.L. de Vries en présence de C. Tersteeg en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 1 juillet 2011.
Les intéressés et les organes d'administration auront le droit à présenter une opposition écrite contre la présente décision, dans les six semaines suivantes à la notification de la copie, à la Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale), Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
L'intéressé présentant l'opposition pourra demander d'avoir l'opportunité d'être entendu sur son opposition.