[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 januari 2009, 08/1458 (hierna: aangevallen uitspraak),
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 14 juni 2011
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens appellant heeft mr. G.A.H. Wiekamp, advocaat te Hendrik-Ido-Ambacht, een aanvullend hoger beroepschrift ingediend.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2011. Appellant is verschenen. Het College heeft zich, met voorafgaand bericht van verhindering, niet ter zitting laten vertegenwoordigen.
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij brief van 13 juli 2007 heeft appellant een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de aanschaf van kleding. Op het door appellant op 24 juli 2007 ondertekende aanvraagformulier is vermeld dat bijzondere bijstand wordt aangevraagd voor twee joggingbroeken. Bij brief van 25 juli 2007 heeft de toenmalige gemachtigde van appellant het College verzocht bij de afhandeling van de aanvraag uit te gaan van een kostprijs van gemiddeld € 118,-- voor een (nette) joggingbroek en dat appellant minimaal twee joggingbroeken nodig heeft om verder behandeld te kunnen worden voor zijn benen.
1.2. Bij besluit van 24 oktober 2007 heeft het College de aanvraag van 13 juli 2007 afgewezen. Tegen het besluit van 24 oktober 2007 heeft appellant bezwaar gemaakt.
1.3. Bij besluiten van 18 januari 2008 en 30 januari 2008 heeft het College aan appellant alsnog € 118,--, onderscheidenlijk € 194,--, toegekend voor de aanschaf van drie joggingbroeken.
1.4. Bij besluit van 28 februari 2008 heeft het College het bezwaar van appellant tegen het besluit van 24 oktober 2007 niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft het College overwogen dat met toekenning van de voornoemde bedragen (in totaal € 312,--) volledig is tegemoetgekomen aan appellants bezwaren.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het besluit van 28 februari 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad kan zich verenigen met de aangevallen uitspraak en maakt de overwegingen die de rechtbank tot haar oordeel hebben geleid tot de zijne. Ook de Raad kan slechts vaststellen dat appellant, uitgaande van hetgeen is aangevraagd en gelet op de door het College bij de besluiten van 18 januari 2008 en 30 januari 2008 toegekende bedragen aan bijzondere bijstand, niet tekort is gedaan.
4.2. In hoger beroep heeft appellant zijn stelling gehandhaafd, dat zijn klantmanager bij de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente Rotterdam hem heeft toegezegd dat het aanvraagformulier van 24 juli 2007 voor twee joggingbroeken bij de oorspronkelijke aanvraag van 13 juli 2007 ten bedrage van € 650,-- kwam en dat deze samen als één aanvraag behandeld zouden worden. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat niet is komen vast te staan dat van de zijde van het College ter zake een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging van die strekking is gedaan waarop een in rechte te honoreren beroep op het vertrouwensbeginsel kan worden gebaseerd. De Raad stemt in met de overwegingen die de rechtbank tot dit oordeel hebben gebracht.
4.3. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en J.F. Bandringa en M. Hillen als leden, in tegenwoordigheid van M.C. Nijholt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2011.
(get.) N.J. van Vulpen-Grootjans.