ECLI:NL:CRVB:2011:BQ9166

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-738 AKW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juni 2011 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad. Appellant had verzet aangetekend tegen de uitspraak van 16 juni 2010, waarin zijn hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had op 25 november 2009 uitspraak gedaan in de zaak van appellant, die woonachtig is in Marokko, tegen de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb).

De Raad heeft in deze procedure ambtshalve de ontvankelijkheid van het verzet beoordeeld. Appellant stelde dat hij de uitspraak van 16 juni 2010 pas op 4 oktober 2010 had ontvangen, maar deze stelling was niet onderbouwd met bewijsstukken. De Raad concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De termijn voor het indienen van het verzetschrift was aanzienlijk overschreden, aangezien de laatste dag voor indiening 28 juli 2010 was en het verzetschrift pas op 12 oktober 2010 was ontvangen.

Gelet op deze omstandigheden heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet niet-ontvankelijk verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op 7 juni 2011.

Uitspraak

10/738 AKW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (Marokko), (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 november 2009, 08/3239 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb)
Datum uitspraak: 7 juni 2011
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 16 juni 2010, bij aangetekende brief verzonden op 16 juni 2010, heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 16 juni 2010 heeft appellant verzet gedaan.
Bij brief van 2 november 2010 heeft appellant een door de Raad gestelde vraag beantwoord.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 26 april 2011, waar partijen - de Svb met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad ziet zich allereerst, ambtshalve, gesteld voor de vraag naar de ontvankelijkheid van het verzet.
De laatste dag waarop tijdig een verzetschrift kon worden ingediend, was 28 juli 2010. Het door appellant ingediende verzetschrift is gedateerd 5 oktober 2010 en is op
12 oktober 2010 bij de Raad ontvangen. De termijn voor het indienen van een verzetschrift is aldus - aanzienlijk – overschreden.
In het verzetschrift en in de brief van 2 november 2010 heeft appellant verklaard dat hij de uitspraak van de Raad van 16 juni 2010 eerst op 4 oktober 2010 heeft ontvangen. Deze stelling is echter niet met stukken of anderszins onderbouwd, zodat de Raad reeds om die reden daaraan voorbijgaat. Van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, is niet gebleken.
Gelet op het voorgaande dient het verzet niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2011.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
KR